Het spel begint. Donkerrode pioenrozen quasi-achteloos op haar stoep gedeponeerd. Een uitnodiging voor een besloten feest in de brievenbus met daarin de datum, het tijdstip, de locatie en de dresscode - maar geen afzender. Het spel is begonnen. Zal ze wel, zal ze niet? In de dagen erna blijft het stil. Van wie is die uitnodiging? Van Mark? Of toch niet...?
Zij kijkt in haar kast. Die jurk, of die? Of deze, met die schoenen die zij laatst zag. Een zwarte pump met een dunne plateauzool, een hak van minstens tien centimeter en bandjes gekruist op de wreef en om de enkel. Toch maar kopen die schoenen. Wat zijn ze mooi! In rood of in zwart? Of misschien wel beide paren, je bent dochter van een grossier of niet. Drie winkels langs vóór zij ze heeft.
‘Dit is het laatste paar, mevrouw!’
Een limousine haalt haar op. Niet haar stijl. Te overdreven. Over the top is zij nooit geweest. Misschien in stilte, onder alle laagjes van beheersing die zij desondanks te weinig toont, diep weggedoken achter alle muurtjes want gewoon is al gek genoeg en als meer dan gewoon wordt ze zelden herkend. Zij is anders. Ja, dat ziet men wel maar wie geen zelfvertrouwen heeft, wil liefst niet opvallen, wil liever niet anders zijn.
Niemand aan haar arm, niemand bij de deur, zij kent niemand en niemand kent haar. Wie is die vrouw die voor de entree van het concertgebouw wordt afgezet? De chauffeur tikt aan zijn pet. Ze loopt over de rode loper. Flitsen links en rechts voor het geval ze morgen iemand blijkt te zijn die niemand nu nog kent of herkent.
Ze loopt door de foyer en staat opeens in de grote zaal. Het is er donker. Zij kent er niemand. Niemand dan hij die haar de uitnodiging liet bezorgen. De niet mis te verstane boodschap te komen of voor altijd weg te blijven. Je krijgt maar weinig kansen in dit leven. Dit was er een die zij niet mocht, niet kon laten lopen. Een stap in het donker, letterlijk.
Zij loopt rond, verdwaald in een wereld die niet de hare is. Zal hij haar vinden? Zal zij hem herkennen? Wat als ze elkaar de hele avond, de hele nacht niet tegen zullen komen? Er zijn zoveel mensen, zoveel zalen, er is zoveel lawaai maar nu zij er is zal zij dansen, zich overgeven aan het feest dat haar feest niet is. Zij pakt een glas kir van een dienblad.
Het spel is begonnen. Hij zal haar vinden. Daar is zij zeker van. Hij zal haar vinden. Hij staat wellicht al boven in een van de loges naar haar te kijken als in een ouderwetse peepshow waarbij hij haar wel ziet maar zij hem niet. Verbeeldt zij het zich of staat er een spotlight op haar gericht?
Zij danst met haar armen boven haar hoofd, handen ineen gestrengeld zoals hij dat graag ziet, haar ogen dicht op het ritme van haar onbekende muziek die zij nooit zelf zou opzetten maar die haar gevangen houdt op de dansvloer. Het is de oeroude dans van een vrouw voor haar man. Dan is het voorbij. Het licht verandert van kleur, de dj neemt afscheid, de muziek stopt.
Zij ontwijkt de mensen die op haar af komen, onbekenden die haar in hun cirkel willen trekken, betrekken in hun gesprek, pronken met de dame die anders is dan zij. Zij vlucht de zaal uit. Op een rustig plekje doet zij wat zij moet doen. Zij wacht.