zaterdag 26 juni 2010

Brood en spelen - 4. Oogsttijd

Oogsttijd

A dirty mind is a joy forever. Lang heb ik gedacht dat mijn gedachtespinsels te verkiezen waren boven de vermoeiende realiteit. De diverse heren aan wiens voeten ik knielde waren 'no match’ voor dat wat ik bedacht terwijl zij dominant zaten te wezen en ik ze ‘mocht’ pijpen of in de hoek moest staan als ‘het meisje’ dat ik niet ben. Oh, hoe saai was de realiteit, hoe vermoeiend, hoe moedeloosmakend!

Ik begon me af te vragen of er überhaupt wel mannen bestonden met andere, eigen, creatieve gedachtes over het tarten, folteren, plagen van een vrouw. Ik twijfelde of er iemand zou zijn die me wel kon verrassen, wiens acties ik niet zou kunnen voorspellen. Als de heren weer weg waren, weggestuurd of afgehaakt, als de onrust daarover eindelijk was verdwenen, dan keerde ik terug naar mijn fantasiewereld.

Abstinentie werkt als een aanjager van de meest geile, meest heftige, meest non-consensuele, onbespreekbare fantasieën. Wat is het heerlijk te zwelgen in het leed dat ik mezelf aandoe. Wat een genot de pijn te voelen van de martelingen op de Middeleeuwse pijnbank. Hoe fantastisch iemand tegenover je te weten who doesn’t budge or winge or waver. Het is simpel genoeg zou je zeggen. Ja. Nee. Grapje!

De realiteit is niet eenvoudig. De simpele werkelijkheid van jou en mij, als Man en vrouw, zo vanzelfsprekend dat het niet vreemd of ziek of gek is, knarst en kraakt onder de immer conflicterende belangen van werk en kids en ex en ons. En hij, die niemand tekort wil doen, least of all me, is er voor iedereen die ook een partje van hem wil hebben, rechtmatig of minder. De realiteit is nog steeds vermoeiend.

Maar als hij ver weg is en ik alleen thuis, dan is er tijd te dromen. Dan is er de luxe mij te bellen tot diep in de nacht en me te confronteren met gedachtes en ideeën die me de adem afsnijden, zoals zijn kus die zondagochtend toen ik nog vrouw was en zijn gelijke. Dagen later die simpele vraag: ‘Kate lief, zou je me een verhaal willen mailen zodat ik onderweg iets te lezen heb?’

Mijn slavernij vindt haar begin en einde altijd opnieuw in de vrijheid een simpele keuze te maken. Zonder erbij na te denken stuur ik hem mijn nieuwste verhaal. Het is de volgende schakel in de keten van gebeurtenissen die hij zorgvuldig gepland heeft tijdens zijn afwezigheid. Op reis plant hij zaadjes die hij geregeld besproeit tot de tijd rijp is en hij me vraagt: ‘vertrouw je me, Kate?’ ‘Ja.’

‘Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten’¹. Niet iedere man is Man genoeg om zich aan de oogst te wagen. Het is vereist namelijk noeste arbeid want het is een heel karwei alles binnen te halen. Je hebt er taaiheid voor nodig. Je zult een rechte rug moeten tonen en niet mogen wankelen onder mijn hartverscheurende kreten en dikke tranen. Je moet wars zijn voor mijn smeekbedes. Je moet sterker zijn dan ik.

‘Ja.’ ‘Alleen maar ja?’ ‘Ja, ik vertrouw je.’ Daarmee breekt de oogsttijd aan. Nu is er geen weg meer terug, niet voor hem, niet voor mij. ‘Wat een mens zaait, zal zij ook oogsten’ (sic). Voor mij is dat niet anders dan voor hem. De charme van onze relatie bestaat erin dat ik me iedere keer achteraf weer verbaast afvraag hoe het zover heeft kunnen komen.

¹Galaten 6,7