Als ik me omdraai is hij nog net niet wakker. Ik wel en ik heb regels in mijn hoofd. Ik plant een kus op zijn wang. Hij kreunt iets onverstaanbaars. ‘Blijf maar lekker liggen’, en ik glip uit bed. Ren bijna richting computer en dan vlug naar het koffieapparaat. Tanden poetsen en dan is de koffie klaar en Windows verwelkomt mij. Een nieuwe dag begint.
Ik type en type en opeens voel ik hem achter me, een kus in mijn haar. ‘Wat doe je?’ ‘Ik schrijf over jou.’ Hij lacht en gaat met mijn lege kop richting keuken. Ik hoor hem zachtjes rommelen maar al snel ben ik weer terug tussen de regels die mijn hoofd uit willen via de toetsen naar het document op mijn beeldscherm.
Na nog een stiefkwartier ratelen is het opeens stil. Ik rek me uit en draai me om. De tafel is gedekt. ‘Drie minuten of liever iets langer?’ ‘Doe maar drie.’ Ik werp nog een blik op mijn tekst en we staan tegelijkertijd bij de tafel. ‘Goeie morgen, schat. Heb je goed geslapen?’ Ik knik stralend, ademloos na de kus die hij me gaf.
Het is zondagochtend tijd om uitgebreid te ontbijten. Wat heerlijk dat dat ook kan, naast alle spannende dingen die we samen doen. En wat zalig dat hij er weer is na weken van reizen en werken en andere redenen van afwezigheid. Maar nu is hij bij me en hij zal de hele week blijven. Zijn kids zijn bij zijn ex. We hebben het rijk alleen.
‘Mag ik je verhaal lezen’, vraagt hij, ‘of is het voor je werk?’ ‘Nee, is niet voor werk. Ik had gewoon regels in mijn hoofd maar het is nog niet af hoor.’ ‘Oh.’ ‘Hoe vond je het verhaal dat ik je gemaild heb?’ Hij had me gevraagd hem een verhaal te sturen zodat hij wat te lezen zou hebben tijdens de vlucht terug. ‘Heb je nog tijd gehad het te lezen?’ ‘Ja.’ ‘Alleen maar ja?’
Hij kijkt me aan, broeierig. ‘Ja, ik heb tijd gehad het te lezen.’ Ik sla mijn ogen neer. Zijn toon, zijn houding, zijn antwoord doen wat met mij. Ik voel zijn dominantie als messen in mijn buik, mijn kut, mijn hart. De verhoudingen tussen ons zijn gekanteld. ‘Vertrouw je me, Kate?’ ‘Ja.’ ‘Alleen maar ja?’ ‘Ja, ik vertrouw je.’
‘Dat verhaal’, zegt hij, ‘is niet on the edge’. Je schrijft heel mooi – soms. Je schrijven is zoals jij: emotioneel, bij vlagen briljant. Zo vaak weet je mij te verleiden met je woorden maar dit kon me niet bekoren. Je hebt niet gepresteerd zoals je kunt, zoals je moet.’
‘Dat spijt me mijnheer.’ ‘Spijt, wat moet ik met spijt?’ Hij kijkt me aan, dat voel ik wel maar ik zie het niet. Ik zie helemaal niets. Mijn hart klopt – nee, bonkt. Mijn spieren zijn gespannen. Als ik al wat zie dan is het de weg naar de guillotine. Einde oefening, u wordt bedankt en kunt wel gaan.
Over een lange modderige weg loopt een vrouw in haar witte nachtgewaad, doodsgewaad, ketens aan haar voeten, om haar polsen, rond haar hals. Zware koude ketens, onbuigzaam en hard die haar gang bemoeilijken. Te mogen hopen dat het einde verlossing zal brengen is een farce.