Posts tonen met het label De uitnodiging. Alle posts tonen
Posts tonen met het label De uitnodiging. Alle posts tonen

dinsdag 28 april 2015

Het pioenrozenseizoen is er...



Zaterdag jl. kocht ik o.a. de eerste pioenrozen van het jaar op de markt en vandaag herlas ik mijn verhaal De uitnodiging dat zo verbonden is met het seizoen van de pioenrozen.

Ik vind mijn verhalen mooi wanneer ik ze herlees :-). Ik zou willen dat ik makkelijker schreef, minder snel uit mijn 'flow' raak. Ik zou willen dat ik minder excuses zocht en vond om het schrijven voor mij uit te schuiven.

Het seizoen van de pioenrozen is van oudsher het seizoen waarin ik kan schrijven. Het licht is goed - zo belangrijk voor mij. Ach... Ja. Morgen heb ik niets te doen - net als vandaag en gisteren.

Vandaag zaaide ik en gisteren vluchtte ik als altijd voor het oranje geweld. Morgen kan ik schrijven want overmorgen bezichtig ik een huis met een tuin. Een flinke tuin. Een niet te groot huis. Het zou wat kunnen zijn.

Zullen we duimen? Samen?

Kate
28 april 2015


De foto maakte ik op 27 april 2015.

zondag 20 juni 2010

De uitnodiging - 14.

Bij de post ligt een kaart en ik herken Marks handschrift direct. Binnenin staat geschreven: ‘Fictie of werkelijkheid? Je zult voor mij dansen. Uitnodiging met instructies volgt.’ Natuurlijk ga ik niet zitten wachten op een uitnodiging met instructies. Ik zou wel gek zijn!

Alsof hij het voelt! De telefoon gaat en het is Mark.

‘Heb je mijn kaart ontvangen’, vraagt hij?

‘Ja.’

‘Alleen maar ja?’

‘Ja, ik heb je kaart ontvangen.’

‘Je denkt dat het één grote mindfuck is, hè’, zegt hij. ‘Je denkt dat ik het niet aan zou durven jou een uitnodiging te sturen.’

‘Dat denk ik inderdaad.’

Think again, my Kate.’ Jij ziet slechts jouw fantasie, jouw werkelijkheid. Je hebt hem mooi beschreven maar het einde klopt niet.’

‘Hoe eindigt het dan Mark?’

‘Dus je wilt weten hoe het eindigt?’

‘Ja.’

‘Alleen maar ja?’

‘Ja, ik wil weten hoe het eindigt.’

‘Wil je dat echt weten?’

‘Ja.’

‘Dan zul je wachten en zwijgen tot ik je bij mij roep.’





Kate

zaterdag 19 juni 2010

De uitnodiging - 13.

De man met de hamer staat klaar mij weer het tranendal in te slaan. Ik sta het niet toe.

Als ik mijn laptop sluit, ben ik alleen. Op mijn lange werktafel staan nog de pioenrozen. Het kaartje ligt ervoor: ‘Ik denk nog vaak aan je.’ Mijn verhaal is af. Ik schreef een fantasie, een mindfuck voor, of moet ik zeggen vanuit mijn eigen genot. Mark zou zeggen dat ik uit verlangen handelde en dat is – in zijn optiek – verwerpelijk. Ik beken, hier en nu, een mens van vlees en bloed te zijn. Is dat een zonde? Ik dacht het niet!

Ja, ik verlangde, ik verlang – so what? Ik beschreef mijn verlangen. Ik plantte zaadjes vol liefde en geilheid. Ik bedacht verrassingen. Het heden, verleden en de toekomst kwamen samen in het hier en nu. Het was fictie en toch was het echt. Door te schrijven kun je de werkelijkheid veranderen. Ik schreef een verhaal en mailde het naar Mark.

Ik schreef een sadistische mindfuck. Meer was het niet. Zo was het. Zo is het. Tot ik het programma zie van The Amsterdam Fashionweek. De week zal worden afgesloten met een besloten feest. Mark is bij de organisatie betrokken. Hij heeft de macht mensen van de gastenlijst te weren, of ze erop te zetten. De werkelijkheid is waarachtig vreemder dan alles wat ik kan bedenken.

Er zal niets veranderen. Mijn besluit staat vast. Wij zijn een gepasseerd station. De man met de hamer deinst achteruit, hij voelt mijn kracht. Adem in, adem uit. Ik ben sterk, ik zal hem verslaan. Ik wil niet terug naar vroeger. Niet naar het verleden. Niet naar de toekomst ook. Ik verkies het heden van alleen-zijn en schrijven. Ik prefereer mijn gedachtespinsels boven een leven met Mark. Mijn thuis heb ik gevonden in mijn woorden, mijn schrijven, mijn ziel. Daarmee is de man met de hamer verslagen. De mindfuck is voorbij. 



vrijdag 18 juni 2010

De uitnodiging - 12.

‘Ik weet wat je denkt.’

Een rilling trekt langs mijn ruggengraat. Een koude rilling maar ik ben niet bang. Ik weet heel zeker dat het waar is wat hij zegt. Hij kan mijn gedachten lezen, mijn wensen, mijn verlangens en vooral ook mijn lichaamstaal.

Ik wacht op het gesprek dat maar niet wil komen, op woorden van uitleg en geruststelling. Op de ontkenning van de gedachtes, de oordelen, de vragen, de scepsis die ik al tijden met me meezeul. Stemmen en gevoelens die ik maar niet het zwijgen op kan leggen.

‘Je denkt dat het één grote mindfuck is, hè’, zegt hij.

Ik zoek in zijn ogen naar de waarheid maar ik zie slechts vermoeidheid. Ik ben vergeten dat dit een hele drukke periode in de modewereld is, dat het feest waarvoor ik een uitnodiging ontving een branchefeest was en dus naast plezier ook werk voor hem betekende.

Natuurlijk is hij moe. De afgelopen avond en nacht waren fysiek en emotioneel intensief. Bovendien heeft hij maar een paar uur geslapen, veel korter in elk geval dan ik. Ik weet zeker dat hij, toen ik nog sliep, zijn mail heeft gecheckt, telefoontjes heeft gepleegd, dingen heeft geregeld. In de internationale modewereld tellen weekends niet, zeker niet rondom evenementen.

Hij ziet er moe uit. Ouder ook. De korte baard die hij heeft hebt laten groeien, maakt hem er niet jonger op. Ik zou hem het liefste in mijn armen nemen, hem de slaap gunnen waarvan hij me altijd bezwoer dat die hem rust en kracht gaf. Laten we slapen en genieten van wat er is, nu het er is.

Wat er nu is, kan niet ontkend of genegeerd worden. Het heden is al wat telt en de toekomst bestaat niet. Aan struisvogelpolitiek hebben wij echter niets.

‘Je verwacht dat ik straks of morgenochtend de deur achter je dicht zal trekken zoals ik zo vaak in het verleden gedaan heb.’

Ja, dat verwacht ik. En waarom? Why have you abandoned me? Waarom moest ik jou laten gaan? Wat was de les die ik moest leren? Of was er geen les? Was het slechts sadisme, puur en simpel? Pain for pain’s sake?


donderdag 17 juni 2010

De uitnodiging - 11.

Ik vertel over het bericht op een forum waar een man had geschreven de borsten van zijn slavin uiers te noemen. Hoe schokkend ik het vond dat te lezen en hoe geil het me maakte. Hoe ik vervolgens op onderzoek uitging maar niets op het internet vond dat paste bij dat gevoel. Hoe ik vannacht gedroomd heb dat ik vóór hem stond en hij me vroeg mijn uiers te presenteren.

Hoe hij me, toen ik mijn borsten naar voren bracht, sloeg en baste: ‘Ik vroeg niet: toon me je borsten. Je uiers wil ik zien.’ Hoe hij met zijn riet op de salontafel tikte en ik begreep dat ik op de tafel, op handen en knieën mijn uiers moest laten keuren. Hoe hij ze bevoelde, eraan trok, erin kneep alsof het echte uiers waren.

Met een vuurrood hoofd, neergeslagen ogen en zachte stem bekende ik hoe opgewonden me het me had gemaakt daarover te dromen. Hoe hij me vervolgens op zijn hondjes had genomen daar bovenop die tafel en we samen omvielen op de bank die er pal naast stond en daar heftig vrijend klaarkwamen. Hoe hij me onze “room” uit zijn hand liet oplikken en me op mijn billen sloeg toen ik dat niet gretig deed.

Dit alles vertelde ik bijna zonder adem te halen uit angst dat als ik ook maar één seconde zou stoppen, ik niet verder zou kunnen. Uit vrees dat als ik hem ook maar even de kans zou geven, hij mij het zwijgen zou opleggen, mij op handen en knieën zou zetten om mijn droom ten uitvoer te brengen. En dat wilde ik niet want ik ben geen koe. Ik wil geen koe zijn. Ik wil niet gemolken worden. Ik ben geen koe!

‘Nee, dat ben je niet.’

Hij zegt het rustig, liefdevol. Mijn hoofd schiet omhoog. Heb ik het echt hardop gezegd? Of is hij weer telepaatje aan het spelen? Ik haat het als hij weet wat ik denk of voel nog voor ik het zelf in de gaten heb.

‘Kom eens naast me zitten, lieverd.’ Hij trekt me in zijn armen en streelt mijn haar. ‘Wat een heerlijke droom. Dank je wel dat je hem met mij gedeeld hebt.’

Ik nestel me nog wat lekkerder tegen hem aan en zo blijven we geruime tijd in stilte zitten, onze ademhaling synchroon en onze gedachtes misschien ook wel. 



dinsdag 15 juni 2010

De uitnodiging - 10.

‘Je bent me nog een antwoord schuldig.’

Ik schrik op uit mijn overpeinzingen maar hij heeft het duidelijk over iets anders dan waar ik aan denk.

‘Hey schat, wakker worden. Kom eens bij me.’

‘Uhm, wat was je vraag ook weer?’

‘Mijn vraag was’, zegt hij luchtigjes, ‘waar je zo geil over gedroomd hebt.’

‘Oh ja.’

Oh ja, ook zoiets. Hoe kun je zulke dromen dromen en er ook nog van genieten? Wat ik gedroomd heb gaat hem eigenlijk helemaal niets aan.

‘Wat heb je gedroomd, Kate?’

Trouwens, hoe kan hij zo zeker weten dat het een hete droom was?

‘Kate!’

‘Mark.’

‘Kate, ik vróeg je iets.’

Mijn lichaam reageert bijna direct en pas dan registreer ik ook mentaal dat de luchtige toon heeft plaatsgemaakt voor spanning, dreiging. Zo snel kan het gaan. Zo makkelijk heeft hij mij waar ik zo graag wil zijn. Bij een ander zou ik dat levensgevaarlijk vinden.

‘Ik wil nú weten wat je hebt gedroomd.’

’Ja, mijnheer.’

Hij heeft me nooit gezegd hem zo aan te spreken. Met titels heeft hij niet veel en ik ook niet. Ik weet niet eens dat ik van een aanspreektitel gebruikmaak. Het is mijn oerzelf dat op grens van vrij naar onderworpen uitspreekt dat het is zoals het is: hij dominant en ik onderdanig.

Ik voel mijn lichaam, mijn kut, mijn buik, mijn bor… mijn uiers.

‘Uiers.’

Zo min als ik de titel registreerde, zo min hoor ik hoe zacht en laag mijn stem geworden is. Het woord komt bijna als kreun uit mijn keel. Ik heb mijn ogen gesloten, mijn handen in de holte van mijn rug gelegd maar ik weet het niet. Ik ben heel ver weg.

Door de stof van het overhemd knijpt hij in mijn harde tepels. Hij trekt eraan. Hij haalt me terug.

‘Kate! Kom jij eens even mee.’

Aan mijn tepel leidt hij mij naar de bank en gaat zitten. Ik blijf voor hem staan. Het gebeurt hoogst zelden maar vandaag, nu vraag ik toestemming om voor hem te mogen knielen.

‘Nee! Spreek!’ 



maandag 14 juni 2010

De uitnodiging - 9.

‘Hey slaapkopje. Heb je geil gedroomd?’

Ik bloos. Hoe weet hij dat nou? ‘Hoe weet jij dat nou?’

‘Ik weet dat gewoon. Wen er maar aan.’

Griezelig. ‘Ik moet even naar de wc.’ Ik glip het bed uit en voel zijn ogen in mijn rug. Als ik terugkom, gehuld in zijn overhemd van gisteren, is de slaapkamer leeg.

‘Ik ben hier,’ roept hij vanuit de salon. Hij heeft een spijkerbroek aangetrokken en een wit t-shirt. ‘Je japon is terug van de stomerij. Wil je koffie?’

‘Ja, en een kus.’ Je kijkt me aan en eigenlijk voel ik dan al hoe laat het is.

‘Een kus? Heb je die verdiend dan?’

Ik grijns een beetje, ga zitten en neem een slok van mijn koffie. Ik ben blij dat ik van de uitnodiging gebruik heb gemaakt. Iedere ervaring is er één en dit is er een die ik niet had willen missen. Het voelt goed weer bij hem te zijn en hij voelt zich zo te zien ook lekker. Alles wat we, verstandig als we zijn, zouden moeten uitpraten en uitspreken blijft, niet zo verstandig, onverwoord.



zaterdag 12 juni 2010

De uitnodiging - 8.

De zon schijnt volop door de glas-in-lood ramen van de slaapkamer waar ik zojuist de nacht heb doorgebracht. Nou ja, ik heb slechts een paar uur van die nacht, de ochtend eigenlijk, in bed doorgebracht in de armen van Mark. Thuis! Het is juni. De zomer breekt aan alsof er niets gebeurd is of veranderd en dat is er ook niet.

De kwesties tussen ons zijn onveranderd, onze liefde evenmin. Wij zijn, zeggen we, veranderd en dat zijn we natuurlijk maar miniem. Hoogstens hebben we geleerd er beter mee om te gaan. Nee, anders niet beter. Hoogstens hebben we dus geleerd anders om te gaan met de situatie zoals die is: Mark op reis en dus aan het werk, of thuis en dan vooral vader. Ik hier in Amsterdam aan het werk en vooral, bovenal onderdanig maar alleen aan hem, en dus veel alleen.

In het licht van de vroege middag, in het appartement waar ik de afgelopen uren heb doorgebracht, weet ik heel zeker dat ik het vele alleenzijn kan hanteren. Ik ben immers gegroeid. Ik ben sterk. De man met de hamer deinst achteruit, hij voelt mijn kracht. Adem in, adem uit. Ik zal hem verslaan. Hij vlucht.

Niets en niemand is belangrijker dan ik, dan mijn schrijven en ik. Mijn thuis heb ik daar gevonden. Ik voel me niet langer wees en weduwe. Ik leef, ik bruis, ik ben vrouw en schrijfster, geliefde en slettenbak, ik ben. Het is juni. Weer breekt de zomer aan alsof er niets gebeurd is of veranderd en dat is er ook niet. Er is geen toekomst. Er is slechts de grootste mindfuck of all time: Mark en ik. But what a mindfuck it is…. 



vrijdag 11 juni 2010

De uitnodiging - 7.

De lift kwam tot stilstand en de deuren gingen open. Ik had het liefste mijn ogen gesloten. Straks staan er mensen in de gang die niet veel fantasie nodig hebben om te weten wat er in de lift is geschied. En als ze dat niet kunnen bedenken, als ze er te preuts of te conventioneel voor zijn, dan zal hun neus ons verraden. De lucht is zwaar met die zo typerende zoet weeïge geur van seks. Hoe kun je die negeren?

Hoe kon ik het negeren? Ik sloot mijn ogen dus niet. Wat ik zag verraste me volledig. We bevonden ons in een privéappartement, penthouse klinkt chiquer past beter bij de limousine, de champagne, het feest dat speciaal voor mij was aangericht – nou ja… dat gaat een beetje te ver, zo was het niet. Maar zo voelde het wel.

‘Welkom, schat. Dit is van ons tot maandagmorgen of korter als je eerder weg moet of wilt.’ Hij straalde toen hij zag hoe verrast ik was. ‘Ik hoop dat je je hier prettig zult voelen. Ik sta te popelen je de rest van het huis te laten zien, maar eerst wil je je waarschijnlijk wel even opfrissen. Hier is de badkamer, ik kom ook zo want ik heb ook behoefte aan een douche.’

‘Hey lief’, hij draaide zich om, ‘laat me eerst even naar je kijken. Ik heb je nog nooit in smoking gezien en onder het douchen hou je hem natuurlijk niet aan.’ Hij lachte.

‘Okay, dan kan ik nog even genieten van jou in je schitterende japon. You look stunning my dear, heel elegant! Daar moet op gedronken worden.’

Hij reikte me een glas witte wijn aan. Daar moest op gedronken worden en gekust en gekust en toen, met enige moeite, duwde hij me van zich af richting badkamer, ‘anders staan we hier bij het ontbijt nog.’ 



dinsdag 8 juni 2010

De uitnodiging - 6.

Hij neemt haar linkerpols in zijn rechterhand. Het is al laat en de straten achter het Concertgebouw zijn stil zoals zij. Bij een bankje bij het Vondelpark houdt hij stil. Hij gaat zitten.

Kate blijft staan. Hij heeft haar geen toestemming of opdracht gegeven ook te gaan zitten. Ze staat voor hem en wacht op wat gaat komen. Ja, wacht maar, denkt hij, ik weet wat er komt.

‘Kijk me aan, Kate. Als je een slipje draagt, dan trek je dat nu uit.’

‘Hier?’ Ze bloost zoals hij het maar zelden gezien heeft.

Hij steekt zijn hand uit. Hij houdt haar ogen gevangen. Ze durft niet om te kijken of er mensen zijn.

‘Je slipje, Kate. Nu!’

Schichtig schieten haar handen onder haar japon en al snel frommelt ze hem een reepje stof in zijn hand. Nonchalant stopt hij het in zijn broekzak. Nat. Ze is zeiknat.

‘Slettenbak!’ Ze wendt haar blik af.

Hij vindt het heerlijk als ze zich schaamt. Hij trekt haar naar zich toe en kust haar. Ze is hongerig.

‘Ik wil je’, fluistert hij in haar oor.

‘Niet hier, alstublieft.’

Ze kent hem goed maar hier seksen is niet het plan.

‘Nee, niet hier. Kom.’

Verder leidt hij haar door de straat aan het Vondelpark naar een pand waar ze nog nooit geweest is. Hij groet de nachtportier en laat de lift komen. Hij drukt op de knop voor de bovenste etage.

‘Ben je geil, slettenbak?’

‘Ja, mijnheer’, en ze is het ook. ‘Draai je om en pak de railing beet.’



zaterdag 5 juni 2010

De uitnodiging - 5.

‘Kate.’ Ze tilt haar hoofd omhoog en zoekt zijn ogen. ‘Dus je bent gekomen.’

‘Ja.’ Haar stem klinkt schor.

‘En je weet wat dat betekent?’

‘Ja.’ Nog zachter dit keer.

‘Wat betekent het, Kate?’

‘Ik zal de jouwe zijn to love, hurt and cherish.

‘Onvoorwaardelijk.’

‘Ja.’

‘Zeg het, Kate!’

‘Onvoorwaardelijk.’

‘Wat wil je, Kate?’ Ze slikt.

‘Ik wil onvoorwaardelijk de jouwe zijn. Je zult me slaan, liefhebben en koesteren.’

‘Is dat wat je wilt?’

‘Ja.’

‘Mooi. Ik wil het ook.’

Hij weet dat dat is wat ze wil, wat ze nodig heeft. Hij hoort het in haar stem, hij ziet het in de blik in haar ogen. Nu hij dat weet, vóór hij verder gaat, rest hem nog één vraag. Hun vraag. De vraag die het begin is van alles wat er zal volgen.

‘Vertrouw je me, Kate?’

‘Ja, ik vertrouw je.’

Then so be it. Laten we gaan.’ 



woensdag 2 juni 2010

De uitnodiging - 4.

Hij vond Kate met haar rug tegen een pilaar en haar armen erom heen als waren ze vastgebonden met onzichtbaar touw. Haar ogen neergeslagen. Oude jongensdroom herleefde: indianenmeisje vastgebonden aan een boom.

Kate kon onmogelijk weten wie het was die voor haar stilhield. Haar ogen waren gericht op de vloer en zijn Western boots had hij niet aan - de dresscode was tenslotte gala. In smoking had Kate hem nog nooit gezien. Ze wist niet eens dat hij er een bezat. Een oude perverse hippie verdwaald in de postmoderne tijd, zo noemde ze hem altijd.

Het was zijn trots geen kostuum te bezitten, of een stropdas. Na het leger had hij besloten nooit meer in uniform te lopen en een pak is een uniform. Een symbool van conventies die verstikken en beperken. Hij is anders, net als de vrouw hier vóór hem. Ze heeft zich desondanks net als hij gehuld in galakleding.

De zwarte japon die ze heeft uitgekozen is simpel, de juwelen evenzo. Eenvoudige chique die ze draagt alsof ze niets draagt. Jurk en vrouw, juwelen en vrouw zijn één, en als hij haar een beetje kent – en dat doet hij – is alles wat ze verder draagt conform dat wat hij hier ziet: passend, verrassend. Ze windt hem op. Hij wil haar!

Hij wil haar. Het liefste hier en nu, tegen die pilaar, haar robe omhoog, zijn cape die het geheel aan het zicht van de omstanders onttrekt. Zijn jongen in haar, hard stotend, fel claimend dat wat van hem is. Oude jongensdroom: hij Zorro, zij uhm… zij jonkvrouw die door hem gered is uit handen van een of andere Jan Middelmaat. Oh, laat het waar zijn. Laat het waar worden. Laat het weer zijn zoals het moet zijn tussen ons.

Adem in, adem uit. Denk aan wat anders. Die bobbel in zijn broek moet slinken anders moet ze straks nog dweilen. Oude jongensdroom: Kate die in string de keukenvloer dweilt. Het was meer dan een droom. Het was de werkelijkheid, vaak geïnitieerd door de dame zelf om een vervelend klusje een spannende lading te geven, of om hem – grumpy old hippy - mild te stemmen.

‘Kate.’

Hij hoopt dat ze niet hoort hoe opgewonden hij is. Zij is het ook, hij ziet het aan haar ademhaling. Hij ziet het aan haar tepels die zichtbaar zijn door de stof van haar japon. Hij ziet het aan haar licht vochtige lippen, glanzend en vol, wachtend op het moment dat hij ze uiteenrukt nog voor zij ze zelf kan openen. God, hij wil haar. Hoe komen ze hier weg? Hoe komen ze voorbij alles wat ze nog moeten uitspreken, uitpraten?
 



De uitnodiging - 3.

Het spel begint. Donkerrode pioenrozen quasi-achteloos op haar stoep gedeponeerd. Een uitnodiging voor een besloten feest in de brievenbus met daarin de datum, het tijdstip, de locatie en de dresscode - maar geen afzender. Het spel is begonnen. Zal ze wel, zal ze niet? In de dagen erna blijft het stil. Van wie is die uitnodiging? Van Mark? Of toch niet...?

Zij kijkt in haar kast. Die jurk, of die? Of deze, met die schoenen die zij laatst zag. Een zwarte pump met een dunne plateauzool, een hak van minstens tien centimeter en bandjes gekruist op de wreef en om de enkel. Toch maar kopen die schoenen. Wat zijn ze mooi! In rood of in zwart? Of misschien wel beide paren, je bent dochter van een grossier of niet. Drie winkels langs vóór zij ze heeft.

‘Dit is het laatste paar, mevrouw!’

Een limousine haalt haar op. Niet haar stijl. Te overdreven. Over the top is zij nooit geweest. Misschien in stilte, onder alle laagjes van beheersing die zij desondanks te weinig toont, diep weggedoken achter alle muurtjes want gewoon is al gek genoeg en als meer dan gewoon wordt ze zelden herkend. Zij is anders. Ja, dat ziet men wel maar wie geen zelfvertrouwen heeft, wil liefst niet opvallen, wil liever niet anders zijn.

Niemand aan haar arm, niemand bij de deur, zij kent niemand en niemand kent haar. Wie is die vrouw die voor de entree van het concertgebouw wordt afgezet? De chauffeur tikt aan zijn pet. Ze loopt over de rode loper. Flitsen links en rechts voor het geval ze morgen iemand blijkt te zijn die niemand nu nog kent of herkent.

Ze loopt door de foyer en staat opeens in de grote zaal. Het is er donker. Zij kent er niemand. Niemand dan hij die haar de uitnodiging liet bezorgen. De niet mis te verstane boodschap te komen of voor altijd weg te blijven. Je krijgt maar weinig kansen in dit leven. Dit was er een die zij niet mocht, niet kon laten lopen. Een stap in het donker, letterlijk.

Zij loopt rond, verdwaald in een wereld die niet de hare is. Zal hij haar vinden? Zal zij hem herkennen? Wat als ze elkaar de hele avond, de hele nacht niet tegen zullen komen? Er zijn zoveel mensen, zoveel zalen, er is zoveel lawaai maar nu zij er is zal zij dansen, zich overgeven aan het feest dat haar feest niet is. Zij pakt een glas kir van een dienblad.

Het spel is begonnen. Hij zal haar vinden. Daar is zij zeker van. Hij zal haar vinden. Hij staat wellicht al boven in een van de loges naar haar te kijken als in een ouderwetse peepshow waarbij hij haar wel ziet maar zij hem niet. Verbeeldt zij het zich of staat er een spotlight op haar gericht?

Zij danst met haar armen boven haar hoofd, handen ineen gestrengeld zoals hij dat graag ziet, haar ogen dicht op het ritme van haar onbekende muziek die zij nooit zelf zou opzetten maar die haar gevangen houdt op de dansvloer. Het is de oeroude dans van een vrouw voor haar man. Dan is het voorbij. Het licht verandert van kleur, de dj neemt afscheid, de muziek stopt.

Zij ontwijkt de mensen die op haar af komen, onbekenden die haar in hun cirkel willen trekken, betrekken in hun gesprek, pronken met de dame die anders is dan zij. Zij vlucht de zaal uit. Op een rustig plekje doet zij wat zij moet doen. Zij wacht.



dinsdag 1 juni 2010

De uitnodiging - 2.

Het was juni. Weer brak de zomer aan en het leek alsof er niets gebeurd was of veranderd. Mark was alleen en ik was het ook. Toen ik met een volle tas boodschappen thuiskwam, vond ik pioenrozen bij mijn voordeur. Ik heb ze mee naar binnen genomen en in mijn mooiste kristallen vaas gezet.

Bij het vinden van een bos bloemen blijft het vast niet. Stel, je krijgt vervolgens een uitnodiging om het slotfeest van The Amsterdam Fashionweek bij te wonen. Stel, je krijgt zo'n gebod om je in vrijheid te binden voor een avond of langer. Take it or leave it. Wat zou je doen? Wat zou ik doen?

Ik weet wat ik zou doen. Ik zit in mijn werkkamer. Het is er stil en ik kan schrijven. Eindelijk kan ik weer schrijven. Op mijn bureau staan donkerrode pioenrozen. Ik klap mijn laptop open.


     Toen ze thuiskwam lag er een boeket bloemen op de stoep voor haar huis…

Bij het vinden van een bos bloemen blijft het natuurlijk niet.

     De volgende dag ligt er een uitnodiging op haar deurmat.

Ik weet wat ik ga doen. Er zal niets veranderen tenzij ik ga schrijven want zoals de werkelijkheid een verhaal beïnvloedt, zo kan een verhaal van betekenis zijn voor de werkelijkheid. Die bloemen lagen er niet voor niets en wie weet breng ik Mark op een idee. De man met de hamer grijnst en stapt naderbij. Hij weet hoe het zit, and so do I.

vrijdag 28 mei 2010

De uitnodiging - 1.

Toen ik terugkwam van boodschappen doen, lag er een bos bloemen in cellofaan op het trottoir vóór mijn huis. Poëtisch schuin neergevlijd. Een teken met bedoeling. De stelen naar mij toe, mijn hand al onderweg. Ik raapte ze op. Ik keek om me heen. Wat is er hier te betreuren? Vandaag of deze week? Een liefde die voorbij is?

Het is juni. Weer breekt de zomer aan alsof er niets gebeurd is of veranderd en dat is er ook niet. Jij bent alleen en ik ben het ook. Natuurlijk weet ik ook wel dat die bloemen daar niet zijn neergelegd voor mij. Natuurlijk heeft iemand ze verloren. Misschien zijn ze van een kinderwagen gevallen, of uit een tas.

We hadden die eerste zomer beiden pioenrozen staan. Nu, na afloop, staan er opnieuw rode pioenrozen op mijn werktafel. Vijf donkerrode pioenrozen. Eén voor elk jaar. Een tak met bloempjes als “sterretjes” in het midden. Simpel en effectief is het zo een vol fonkelend boeket in plaats van een schamel bosje. Ik vind een kaartje diep weggestopt in de oksels van de tak: ‘Ik denk nog vaak aan je’. Rillingen.

Bij het vinden van een bos bloemen blijft het vast niet. Stel, je krijgt vervolgens een uitnodiging om een besloten feest tijdens The Amsterdam Fashionweek bij te wonen. Mode, een branche waar je niemand kent – niemand behalve Mark en hij zou je zeker niet uitnodigen. Het was over tussen ons. Dat was het beste, nietwaar? De kwesties tussen ons leken immers onoplosbaar.

De frustratie die bij mij telkens weer de kop opstak als Mark zijn aandacht verlegde naar werk en kids en ex, en daarbij mij en ons en zichzelf vergat, werd in de loop der jaren alleen maar erger. We moesten wel concluderen dat je niet dominant, geliefde, vriend en meer kunt zijn als je een topfunctie bekleedt in de internationale modewereld en daarnaast het co-ouderschap hebt over je vier kinderen.

Maanden kon ik niet schrijven. ‘Doe het gewoon’, schreef Mark toen ik me er in een van mijn vele mailtjes over beklaagde dat hij er met mijn talent vandoor was gegaan. Ik voegde het toe aan mijn to do lijstje. Gewoon doen: schrijven, energie vinden, mezelf liefhebben as if there's no tomorrow, schoenen kopen, Mark loslaten – so simple and so fucking hard!

‘Doe het gewoon.’

Ik deed niets. Ik huilde en huilde tot er geen tranen over waren. Ik leefde op witte bonen in tomatensaus die ik onopgewarmd oplepelde uit het blik. Ik nam de telefoon niet meer aan en kwam nauwelijks nog buiten. De man met de hamer had mij volledig in zijn greep. Toen werd het juni.