‘Zeg het. Als het te veel is nu, als ik te veel wil, te ver ga, zeg het.’
Het was te veel, te ver, te erg maar oh fuck, ademen, blijven ademen. Ze huilde. Ze slikte. ‘Ik vertrouw je.’
‘Op handen en knieën. Nu. Benen uit elkaar, hoofd omlaag, mooie rechte lijnen.’ Hij schoof de schaal iets meer naar haar toe. Liep om haar heen.
Haar ademhaling ging snel, was ondiep. Ze snikte. Ving flarden op van wat hij tegen haar zei. Niet kotsen. Ga weg. Slikken. Wat? Wat doet hij nu?
Zijn rechterhand ging over haar hoofd en nek langs haar ruggengraat naar haar billen en terug. Bleef liggen tussen haar schouderbladen. ‘Je bent misselijk, je hebt het koud.’
De toon van zijn stem veranderde. Ze herkende die toon.
‘Je zou in je eigen bed moeten liggen maar je hebt je keten verloren. Nu ben je bezit. Mijn bezit. Ik kan met je doen wat ik wil. Ik ga met je doen wat ik wil.’
Ze hield haar adem in toen hij zijn andere hand tussen haar benen op haar schaamheuvel legde, haar schaamhaar naar beneden trok, haar kut bevoelde.
'Je bent nat, je bent een natte dweil. Zelfs als je als een misselijke dweil mijn hemd bevuilt, ben je nat.'
Hij drukte zijn rechterhand steviger op haar rug en sloeg zijn linkerhand met volle kracht op haar linkerbil.
Een geelbruine kwab belandde op het kristal. Ze hijgde.
‘Lijnen, Kate!’
De rechterbil kreeg een pets. Ze vocht tegen de gal die naar boven wilde, weg uit haar lichaam.
Hij porde, prikte, wreef over haar buik, maakte de onrust daar groter.
Blijf eraf. Alsjeblieft. Laat me met rust. Ze probeerde zijn hand weg te duwen. Vocht tegen het kokhalzen.
‘Heb niet de moed. Herneem je positie, houd je lijn vast. Mooi lijden, Kate. Anders hoeft het voor mij niet. Wees mooi voor mij.’
Ze zette haar hand terug onder haar schouder. Huilend spuwde ze in de schaal.
‘Goed zo.’ Hij trok zijn broek open, omlaag, duwde zijn kruis tegen haar gezicht. ‘Voel wat je met me doet. Ik zou je willen neuken in je kont terwijl jij aan het overgeven bent.’ Hij toonde zijn penis. ‘Kijk hoe geil je me maakt, dweil.’
Ze keek.
Hij ramde zijn vingers in haar kut. ‘Dacht ik het niet. Net zo geil als haar eigenaar. Spuug maar, kots maar lekker door. En bereid jezelf voor. Ik ga je nemen als de dweil die je bent. Wat zeg je?’ Hij scheurde een condoom open.
Van heel diep uit haar maag kwam een klodder gal naar boven. Oh god. Ze rilde.
‘Zit stil.’ De camera klikte zijn foto’s. ‘Ik ga je nemen maar niet nu.’ Hij pakte haar hand en vulde die.
Nog een laatste keer kokhalsde ze. Adem in, adem uit. Omhoog, omlaag. Op de een of andere manier was het rustgevend hem af te trekken, contact met hem te hebben, te voelen wat ze deed, wat ze met hem deed.
Toen hij klaarkwam boven de kristallen schaal was de misselijkheid voorbij.
Kate lag op haar zij op het dekbed onder de deken op de vloer van de slaapkamer en alles leek als vanouds. De gordijnen waren dicht. De leeslamp naast de Chesterfield waar Mark zat, brandde. Hij las.
Op de zitting naast hem lag zijn halfopen werktas. Wat voor dag was het eigenlijk? Zijn laptop lag voor hem op de grond en tegen de voorzijde van de bank waar hij niet zat stond een rijtje ingelijste foto’s.
Ze bekeek de vrouw op de voorste foto. Haar hart sloeg over. Ze wist nog precies wanneer deze foto gemaakt was. Dit was een uitvergroting van haar naakt aan de keten, haar lichaam vol striemen en blauwe plekken. Haar benen uit elkaar, haar armen ook. Ze was gelukkig geweest toen. Ondanks de pijn.
Kate zag de slavin die zij niet meer was. Droge snikken doorbraken de stilte. Dat was zij. Dat moest zij wel zijn.
Mark keek op, legde zijn papieren neer en kwam naar haar toe.
Ze knielde. De deken gleed van haar af. Hij hurkte tegenover haar en tilde haar gezicht omhoog. Ze sloeg haar ogen niet neer. Ze ademde in en uit. In en uit. Het was in orde. Hij was okay.
‘Kate. Lieve Kate. Gaat het?’
Ze knikte. Ze probeerde te glimlachen, zijn zorg weg te nemen. Ze rilde. Ze liet toe hoe hij haar hand pakte, die naar zijn lippen bracht en de rug van haar hand tegen zijn wang legde. Iedere beweging kostte kracht. Doorbrak de rust die zij in slaap gevonden had. Ze was opnieuw of nog steeds misselijk. Ze trok haar hand terug.
‘Wat is er?’
Ze ademde in en uit. In en uit. De thee spoot met een grote boog over hem heen. Ze rilde, ze huilde, ze jammerde verontschuldigingen.
Hij stond op, trok het dekbed onder haar vandaan, de deken van haar af en schopte het kussen weg. Hij pakte de kristallen schaal van de tafel en zette die net op tijd voor haar op de grond. Hij liep naar de bank en kwam terug.
‘Kate, kijk me aan.’
Ze richtte haar blik omhoog naar het smerige overhemd en vocht tegen de volgende golf kots.
‘Kijk me aan.’
Adem in, adem uit. Niet overgeven. Niet nog meer overgeven. Ze keek in de lens van zijn camera.
Hij klikte, het toestel flitste.
Zij sloot haar ogen, probeerde haar ademhaling te reguleren, haar maag tot kalmte te manen.
‘Kate, niet vechten. Laat het maar komen. Ik ben hier. Vertrouw me. Als het niet meer gaat, sla je met je hand op de vloer. Begrijp je wat ik zeg?’
Ze knikte
‘Vertrouw je me?’
Die vraag. Midden in dit, die vraag. Ze opende haar ogen en zag zijn kaken, gespannen, dominant, hard. Ze slikte. Ze herkende het in zijn blik. De lust. Het verlangen. De wens haar te pijnigen. Oh god, niet nu. Ik ben ziek.
Ze kon nee zeggen dan zou hij haar met rust laten. Ze kon altijd nee zeggen.
‘Zit stil zwijn en ontvang de aandacht van je eigenaar. Hier en hier en hier en hier.’
Ze probeerde weg te draaien om zijn slagen te ontwijken maar hij hield haar met zijn voet tussen haar schouderbladen in bedwang. Het kostte moeite adem te halen.
‘Wat zeg je?’
Ze zei niets. Kon niets uitbrengen.
‘Tweeëntwintig minuten. Voor minder zou ik je de laan uit kunnen sturen.’ Hij haalde zijn voet van haar rug.
Gelukkig! Ze probeerde hem te bedanken maar het lukte niet.
De man liep weg. Hij ging de anderen halen.
‘Alstublieft.’
Hij stopte, kwam terug, bleef staan. Hij zei iets.
Wat zei hij? Ze probeerde te vragen wat hij gezegd had, probeerde te weten te komen wat hij wilde, draaide zich op haar rug, trok haar benen op. ‘Alstublieft.’
Hij liep weg.
Ze hoorde hem de kamer uitgaan. Kamer? Ze opende haar ogen. Het was of ze in een centrifuge zat. Ze liet zich op haar zij rollen. Ademen. Rustig ademen. In en uit. Het was stil. Waarom was het zo stil. Het was nooit zo stil. De misselijkheid zakte iets.
Ze ging voorzichtig overeind zitten en keek recht in het gezicht van Mark. Ze boog haar hoofd. ‘Het spijt me.’
‘Nee, blijf zitten. Hier.’ Hij hield een dampend glas onder haar neus.
Ze nam het aan. Ze warmde zich er aan.
‘Drink maar.’
Ze nam een slokje. Het smaakte zoet.
Hij legde iets om haar schouders.
Een zachte doek. Zwart. Een deken. Een deken? Ze keek om zich heen. Ze keek naar de man, Mark, die gehurkt bij haar zat.
Hij had blote voeten en droeg een zwarte broek en een wit overhemd waarvan de manchetten omgeslagen waren. Mooie polsen, slanke handen, lange vingers. Schone nagels. Ze kende deze man. Het begon weer te draaien. Ze sloot haar ogen.
Hij pakte het glas uit haar hand.
Adem in. Adem uit. Dat had zij van hem geleerd. Van Mark. Hij heette Mark. Dat wist ze wel. En zij? Zij?
Weer dat gevoel dat ze moest overgeven. Rustig blijven. Het gaat vanzelf over. Ademen, gewoon diep ademhalen.
‘Kate. Lieverd. Gaat het?’
Ze deinsde terug toen zijn hand naar haar gezicht ging. Kate? Zo heette ze niet. Of wel?
‘Kate, lief, ik ben het Mark. Kijk me aan alsjeblieft.’
Ze keek. Ze keek in zijn ogen en hij trok haar terug het heden in. Hij was Mark en zij was Kate.
Tja, en dan niet geheel onverwacht stokt het, slaat de twijfel toe. Gaat het verhaal wel de goede kant op, is het niet te lijzig aan het worden, had ik toch niet moeten stoppen bij terugkomst van het Rokin?
Er was een einde. Had daar de punt gezet. Een nieuw begin gemaakt wellicht. Maar nee, er waren enthousiaste reacties en de brandende wens het vlammetje in leven te houden.
Angst dat het stopt en niet meer terug zal keren. Het? Het heilige vuur, de creatieve vlam, het vonken en de stroom. Geile stroom. Natte dromen. Ik ben nog vrouw, weer vrouw. Ik voel dus ik leef.
Ik leef en ben niet dood. Niet doods. Immers, ik voel de pijn van de slavin en proef wat het met haar doet, wat het haar maakt. Geliefd. Centraal. Nodig. Zonder de vrouw geen verhaal.
Waarom focus ik me dan niet op haar? Als zij lijdt, houd ik het verhaal bij mij. Zodra ik me over technische details, medische symptomen en emotioneel verantwoord gedrag zorgen maak, loopt het verhaal in mij weg.
Niet het verhaal maar mijn emotie. Als een leeglopend bad eerst zo traag dat ik het niet eens in de gaten heb. Vandaag kijk ik om en is het gevoel, de stroom, het heilige moeten verdwenen. Ik schrijf woorden en het doet me niets.
Ik laat haar braken, hij reageert erop en zo vertelt het verhaal niet meer wat het met haar doet door hem wakker geslagen te worden maar toont een kotsmisselijk en rillerig mens dat gewoon in haar eigen bed behoort te liggen.
Jammer dan, dat was niet het plan. Dat is hard, een ander hard dan gepland. Op zich niets mis mee. Maar, ze stond - oeps, lag - op het punt hem toestemming te vragen te mogen spreken. Gaat niet lukken als je ziek, zwak en brakerig bent.
Eerst moet zij zich beter voelen. Daarna moet het braaksel opgeruimd zijn. Hij kan nog zo hard zijn, kots is zurig, bijt uit en stinkt en hij is geen miljonair die morgen even een nieuwe vloer en andere linnen lakens kan laten invliegen.
Dat, meneer, mevrouw, is waar het verhaal mank gaat. Het is geen sprookje. Er zijn geen wonderlampen te verdienen die je teleporteren van Amsterdam naar Milaan via New York en Zurich zonder bagagelimiet.
Mijn verhaal moet aannemelijk moet zijn, anders verliest het lezers, belangrijker nog: anders verliest het de schrijver. Het moet geloofwaardig zijn maar mag niet in de details van het grauwe leven verzanden.
Magie, dat is waar ik naar snak. Dat is wat ik hoop te bieden. Het is wat ik hoop te vinden, ooit. De magie van een plus een is drie. Diepgevoelde pijn, krassen in haar ziel, striemen op haar lijf en liefde. Helende liefde.
Als ik praat over mijn schrijven dan zeg ik altijd dat ik schrijf over de liefde. Schrijf daar dan ook over! De huur die betaald moet worden of de kapotte wasmachine zijn niet de problemen waarmee de helden in SM verhalen kampen.
Dus, als zij de vloer onder kotst dan zal zij het moeten oplikken of opdweilen met haar kapotte jurkje, het enige dat ze heeft - het stonk toch al dus who cares :-). En hij zal zijn camera pakken en haar fotograferen. Weer een trofee voor aan de muur of op zijn desktop of...
Soms moet je even over je verhaal rammelen om door te kunnen. Om niet te verzanden in pragmatische details maar er een gruwelijke wending voor te vinden die past in het verhaal van de liefde.
Zo ben ik terug bij dat wat al geschreven is maar geen aansluiting meer leek te vinden in het hier en nu van het verhaal. En ja, ik voel opnieuw haar pijn, zijn sadisme. Nog een paar nachtjes slapen en dan staat het op het blog. Tenzij er andere dingen voorvallen.
Ik kan het niet voorspellen. Het verhaal schrijft zichzelf. Ik laat mij leiden door het verhaal tot ik vast dreig te lopen en eventjes een stapje terug moet zetten om daarna weer net zo hard als ervoor meegevoerd te worden op de golven van mijn fantasie.
Kate
21 augustus 2011
De foto komt van: http://m.thelmagazine.com/TheMeasure/archives/2010/06/02/marina-abramovic-the-artist-is-inspiring-other-artists
Toen de laatste boon in de weckfles belandde, stond Kate waar hij haar eerder had neergezet. Zij stond omdat ze bang was geweest in slaap te vallen als ze zou gaan zitten. Ze stond omdat hij niet geslapen had. Dat wist ze want ze had geluisterd naar zijn ademhaling. Ze had er die van haar op aangepast.
Nu ze klaar was met het splitsen van de bonen en kapucijners en hij nog steeds wakker lag, aarzelde ze wat ze moest doen, wat ze mocht doen. Hij had gezegd dat ze mocht gaan zitten als ze erg moe was en hij sliep. Ze was verschrikkelijk moe maar hij sliep niet. Hij had echter ook gezegd dat ze zodra ze klaar was mocht gaan liggen. Ze ging liggen. Ze sliep. Ze sliep nog voor ze het kussen onder haar hoofd had kunnen trekken en toen stond hij op.
‘Wakker worden, lui varken, hoe durf je te slapen als je eigenaar wakker is.’
Ze hoorde de klanken maar verstond niet de woorden. Herkende de toon en wist wat die betekende. Met al haar ervaring registreerde ze dat ze te langzaam was, dat ze niet aan de opdracht gehoor gaf maar ze kon haar gedrag niet bijsturen. Drie keer zwiepte zijn riem op haar billen vóór ze op haar knieën voor hem lag. Het zweten begon.
‘Het spijt me. Het spijt me.’
‘Hoelang heb je geslapen?’
‘Ik weet het niet meneer.’
‘Tweeëntwintig minuten. Tweeëntwintig minuten sliep je terwijl je eigenaar je nodig had. Wat zegt dat over jou?’
Ze probeerde zich kleiner te maken.
‘Wat heb ik eraan? Niets heb ik aan je. Moet ik je terugsturen naar waar je vandaan kwam?’
Ze was daar al maar hoe kon hij dat weten? Misselijk van angst probeerde ze haar ademhaling tot rust te manen. Adem in. Adem uit. Slikken. Woorden proberen te vormen. Ze zag zichzelf liggen op haar knieën voor haar beul. Ze trilde inmiddels over haar hele lijf. Ze keek naar deze man die voor de slavin stond. Weer een andere man. Een nieuwe. Een met andere voorkeuren. Waarom droeg hij zijn laarzen niet? Waarom kon ze hem niet verstaan? Wat wilde hij van haar?
Geïrriteerd alsof hij last had van een vlieg schudde Mark met zijn hoofd. Kate legde haar nu natte hand terug in de holte van haar rug en hij ging door met het vullen van de schaal. Roerde er af en toe doorheen. Wat was hij toch aan het doen? Wat was de bedoeling van dit?
‘Kom eens hier jij. Ga hier maar staan met je rug naar het bed en blijf staan tot je klaar bent. Ik wil dat jij de witte bonen, bruine bonen en kapucijners sorteert in deze weckflessen.
‘Ik ben toch niet Assepoester?’
‘Jawel, dat ben je wel, je bent gevormd en gefascineerd door dat sprookje en je droomt over glazen muiltjes en een prins. Het liefst zou je nog wakker gekust worden ook.’
‘Dat is Doornroosje.’
‘Ja, en die hebben we al gehad, hè Kate?’
‘Ja.’
Zij was Doornroosje geweest en hij had de slavin in haar wakker gekust en wakker gekust en wakker gekust. Hij had uitgevonden wat een keten met haar deed. Het koude staal op haar huid. Hard, onvermijdelijk en zwaar. Die tijd was voorbij. Hij had ervaren hoe ze het nodig had regelmatig geketend te zijn en hoezeer ze de keten miste als hij er niet was en het haar verboden had zijn keten te dragen. Zoals nu. Nee, niet zoals nu.
‘Mark? Waarom doe je dit?’
‘Omdat ik het wil.’
‘Ja.’
‘Dat is reden genoeg, niet? Kate?’
‘Ja.’
‘Omdat ik het wil en weet dat jij ernaar verlangt.’
‘Ja.’
‘Dit is de prijs die jij betaalt om vannacht bij mij te mogen zijn.’
‘Ja.’
‘Het zal je dus niets opleveren aan schakels.’
‘Ik mag bij je zijn maar ik mag je niet zien.’
‘Nee.’
‘Ik mag niet aan de keten. Ik mag niet in je bed.’
‘Je weet waarom dat is.’
‘Mag ik niet gewoon gaan slapen?’
‘Nee. Als je erg moe bent van het staan, en ik ben niet meer wakker, dan mag je met je rug naar het bed met de schaal en potten op de grond gaan zitten.
Zodra je klaar bent met sorteren, mag je daar op de grond gaan liggen. Je kunt het kussen en dekbed uit het kamertje halen. Ik hoop voor jou dat je nog wat slaap kunt pakken voor ik opsta. Zo lang krijg je van mij. Als blijkt dat je de opdracht niet juist hebt uitgevoerd, kost je dat een schakel. Begrijp je wat ik zeg?’
‘Ja meneer. Dank u wel meneer.’
‘Ga het beddengoed maar halen. Ik ga slapen.’
‘Welterusten meneer.’
‘Oh en Kate? Was ook even je handen voor je aan die bonen begint. Ga. Schiet op. Het moet af zijn als ik opsta.’
‘Ja.’
‘Wat ja?’
‘Ja meneer.’
'Zo ja, blijf hier maar staan en kijk maar rustig rond. Ik kom zo terug.'
Het was er keurig opgeruimd, opgeruimder dan toen het haar slaapkamer was geweest. Alle schoenen waren van de vloer. De stapel onuitgepakte dozen vol spullen waar ze geen raad mee wist, was verdwenen. Nergens lag vuile was, smerig serviesgoed, te lezen of gelezen boeken.
De lichtgrijze marmoleum vloer was leeg en glanzend schoon. Alle schuifdeuren van de kastenwand waren gesloten. Het enige teken dat de kamer gebruikt werd, was zijn gitaar die op de oude Chesterfield van tante Marie lag. Hoe had Mark in vredesnaam die bank van de woonkamer naar hier verplaatst gekregen en wanneer?
Het heerlijke houten bed dat nu iets dichter bij de deur stond, was opgemaakt met nieuw beddengoed. Ze kon het niet laten even aan het witte laken te voelen. Linnen. Een linnen laken met een ajourrand. Erop lag een witte deken.
‘Vind je het mooi, Kate? Meegenomen uit Italië. Ik heb ook een set in het zwart. Dat is ook erg fraai. Als je eenmaal in linnen hebt geslapen wil je nooit meer anders. Maar ja, dat zul jij voorlopig wel niet meemaken. Nietwaar?’
‘Nee.’
‘Nee. Jij slaapt misschien wel nooit meer in mijn bed.’
Ze kromp ineen. De waarheid was nog steeds even hard. Heimelijk had ze gedacht, had ze gehoopt toen hij had gezegd dat hij bij haar wilde zijn, dat hij haar, dat zij hem. Ze slikte. Het was zo lekker geweest op het Rokin. Zo hard, zo lekker.
Ze kon haar ogen niet van hem afhouden. Ze had hem al tijden niet ontkleed gezien. Nou ja, hij droeg een onderbroek maar dat maakte haar alleen maar opgewondener. Ze zuchtte. God wat een heerlijk lichaam had hij toch. Ze wilde, nou ja, ha! Wat zij wilde, speelde niet – dat had hij haar net weer fijntjes duidelijk gemaakt.
Hij stond bij dat wat zij als haar kaptafel – of wat ervoor doorging – had gebruikt: een lange smalle houten tafel met daarop een losse spiegel. Die spiegel had hij weggehaald en de tafel was neergezet tussen de kastenwand en het voeteneinde van het bed.
Hij was er bezig gedroogde peulvruchten uit weckflessen op haar kristallen gebaksschaal uit te storten. Voorzichtig zodat ze er niet naast vielen. Hoewel hij ogenschijnlijk geen aandacht aan haar besteedde, vermoedde ze dat geen detail hem ontging. Hoe stond zij er eigenlijk bij?
Hup, borsten nog maar iets vooruit. Schouders naar achteren. Buik in. Billen gespannen. Kom op, Mark. Kijk naar me. Kijk alsjeblieft naar me. Alsjeblieft? Ze haalde haar hand van haar rug, speelde met haar schaamhaar, wiegde haar heupen, bewoog haar vingertoppen naar beneden.
Out of the blue, komt daar de vraag wat ik ga doen om 'fit en fris en vrolijk en (geestelijk) gezond en gelukkig' te wezen tegen dat het vertrouwen in SM, de menschheid [sic] en ik er weer is.
Zo gaat het dus als je al te lang passief blijft, je verschanst en het kloosterslot hebt aangenomen, lekker veilig en makkelijk en dor. Zo gaat het als het isolement te lang aanblijft en je geen aanstalten maakt dat te verbreken. Dan roeren de Goden zich.
Het Universum geeft signalen af dat het tijd wordt het isolement te doorbreken, oude vrienden op te zoeken, oude ouders een streepje minder tijd en aandacht te geven, een spoelinkje door dat haar, andere bril en nieuw outfitje en hup met frisse zin de wereld in.
Gisterochtend zat ik op tumblr, geen SM tumblr dit keer, maar een over het goede leven: mensen, mode, interieurs, auto's, huizen - New York. Ik wil naar New York! Dat wilde ik al toen de Twin Towers er nog stonden. Was er bijna maar bleef in Canada hangen. Daar kreeg ik een keten.
Een mensenleven later schrijf ik een verhaal over een vrouw die haar keten verloren heeft. Begonnen als "Experiment" in de hoop iets te forceren. Het lukte. Een woord leidde tot een zin tot een alinea tot een bladzijde in een verhaal. Deel na deel ontvouwt zich maar waar het naartoe gaat, weet ik niet.
Ik zie flarden van het verhaal aan de rand van mijn bewustzijn. Beelden die ingevuld moeten worden, emoties beleefd. Ik voel de pijn en ik schrijf. Eindelijk schrijf ik weer. Wat je wil nog meer? Dit is duivel in mij: als ik nu mijn isolement opbreek, gaat mijn schrijven er aan. So much is clear. Dat zal zeker gebeuren. Zoveel weet ik van het mechanisme in mij dat verhalen spuugt.
Maar het Universum is onverbiddelijk: 'bushwa! Als je dat zo helder zie zou je kunnen proberen het tegen te gaan? Werk er maar aan te leren dat je meer dan een aandachtspunt kunt hebben. Je kunt mantelzorgen en schrijven en vrouw zijn en vrienden hebben. Ook jij kunt dat.'
Vandaag is de moed, het optimisme en de energie van gisteren minder. Vandaag besef ik dat ik ondanks een make over nog precies zou zijn wie ik al bijna 50 jaar ben. What you see is what you get. Velen kunnen daar niet veel mee en ik kan met heel velen niets - echt niets. Jammer dan. Er beweegt van alles maar ik beweeg niet mee.
Het Universum gromt: 'Laat je zien! Dat spoelinkje is niet belangrijk. Je bent mooi ook zonder dat. Laat je zien. Er is meer aan jou dan je woorden op papier en die woorden zijn - dat heb je inmiddels geleerd - anders dan jij als vrouw ervaren wordt. Laat je zien. Je bent mooi. Laat je zien!'
De Goden geven signalen af maar ik ben bang dat het mijn schrijven zal stremmen. Nee! Ik ben gewoon bang en ik ben geen Bangelientje. Ik zou stom zijn me verschanst te houden. Ik hoop dat ik het verhaal kan redden, dat wel.
Ik bid dat ik dat kan. Als er een Universum is dat voor me zorgt en me geeft wat ik nodig heb, alsjeblieft, alstublieft: laat me schrijven en vrouwzijn. Het een niet zonder het ander.
Het is tijd om naar buiten te treden. Ervaringen zullen helen zoals het verhaal me heelt. Ik weet wat ik wil. Ik wil mensen ontmoeten, vriendschappen sluiten. Ik wil gekoesterd worden en mezelf mogen zijn. Ik wil armen om me heen. Ik wil het comfort van gemak maar ook de spanning van ietsje meer.
Ik wil geprikkeld worden, tot tranen toe geroerd. Ik wil mooie dingen ervaren, materieel, immaterieel. Denk niet doordat ik alleen - eenzaam soms - sober leef, ik schoonheid, kwaliteit en klasse niet kan waarderen. Toch heb ik het kloosterslot niet als vervelend of negatief ervaren, ik zou bijna zeggen, integendeel.
De Goden roeren zich en ik begrijp het wel. Al die aandacht is niet voor niets. Het is tijd iets te gaan doen. Iets kleins. Iets onopvallends. Een zaadje in de aarde. Zoiets. Ziehier mijn gebed.
Kate 17 augustus 2011
De foto komt van de site van Corbis: Stock Photo ID 42-18089225; fotograaf: Bryan Peterson http://www.corbisimages.com/stock-photo/royalty-free/42-18089225/hand-reaching-out-of-green-door
Weer lag ze wakker in dat bed in dat kamertje. Kate voelde zich, tja hoe voelde zij zich? ‘Ga maar slapen en droom over wat je met me doet. Dat is veel.’ Hij stuurde haar zo gemakkelijk weg maar hij droomde over haar, over haar in zijn armen, geketend, geslagen, veilig. Hij droomde over haar. Hij had ervoor gekozen vannacht niet bij Tessa te zijn. ‘Ik wilde bij jou zijn.’
Zij hoorde hoe hij naar het toilet ging en de slaapkamerdeur van het slot draaide. Ze hoorde hem in de badkamer. ‘Ik wilde bij jou zijn. Ik wilde bij jou zijn.’ Waarom lag ze dan in dit kut bed?
‘Hola, waar gaat dat heen?’
‘Mag ik alsjeblieft bij je zijn? Je zei dat je bij mij wilde zijn. Ik wil ook bij jou zijn. Ik hoef niet bij je in bed als dat niet mag maar mag ik bij je zijn vannacht?’
‘Oh Keetje toch. Waarom ga je niet gewoon slapen? Het is heel erg laat.’
Zij knielde, haar mond centimeters boven zijn blote voeten, haar hoofd tegen zijn schenen, haar handen op haar rug.
‘Alstublieft. Mag het? Ik zal heel stil zijn.’
‘Sta eens op. Zo ja. Nee, hou je handen bij je. Ja, dat is beter. Je weet niet wat je van me vraagt.’
Hij klonk mild, liefdevol maar de klank van zijn stem verried wat het met hem deed haar te moeten missen in zijn armen, in zijn bed. Haar schuld. Als zij haar keten niet was kwijtgeraakt had hij haar gehad waar hij haar overduidelijk wilde hebben. Ze deed haar ogen dicht en ademde in, proefde de pijn – haar schuld en zijn pijn. Tranen prikten.
‘Sshht, niets zeggen. Dus je wilt bij mij zijn? Kom maar dan.’
Hij opende de deur van de slaapkamer en zij betrad dat heiligdom haar eens zo vertrouwd alsof ze er nooit eerder een stap had gezet.
Soms word ik erg verdrietig van de wereld van SM, van de mensen die erin rondlopen, hun handelingen en zienswijzen, dan wil ik niets liever dan wegkruipen, nog dieper wegkruipen.
'Je lijkt meer kluizenaar dan non', schreef iemand. Ik heb het kloosterslot aangenomen, vrijwillig en het is moeilijk dat te doorbreken. De stilte. Geen gedoe, geen gezeur.
Ik hoef me niet mooier, seksier, verleidelijker voor te doen dan ik ben want ik laat niemand toe. Noem het een vlucht. Een vlucht voor de scherven die onherroepelijk zullen volgen.
De grootste, mooiste woorden gevolgd door lucht. Poef. Niets. Nada. Noppes. Nothing. Geen verklaring, geen uitleg, geen commentaar. 'Het zal nooit veranderen'.
Wat niet? Dat ik de liefste, geilste, mooiste 'van binnen' was? Die, met wie je sneller, dieper ging dan ooit te voren? Die, die je herkend had voor je haar kende? Of waren het leugens?
Zo vaak als ik over de datingsites dwaal, denk ik aan de Rattenvanger van Hamelen. Hij floot de prachtigste melodie en alle kindertjes renden naar hem toe.
En toen begon zijn wandeling. Over berg en dal klonk hoorngeschal maar de kindertjes hoorden er geen waarschuwing in. Ze liepen achter de Rattenvanger aan, hij maakte grapjes en beloofde ze snoepgoed.
Ze waren niet bang voor de duisternis toen ze eenmaal de grot betraden. Zij zagen hem niet maar hoorden nog steeds zijn fluit. Zachter en zachter. Nu weer links dan weer rechts van hen.
Er kwam een moment van stilte. Dat komt er altijd. Sterven gebeurt in stilte. De bezinning volgt wat later. Had ik het anders moeten doen? Had ik anders moeten zijn. Ongetwijfeld. En hij?
Hij speelt vrolijk verder in de speelbak die BDSMZaken heet en RP en Lexa en... Ik zie hem komen en gaan, aanwezig, niet ingelogd, wel ingelogd. Ik kijk naar hem en hij weet het.
In het midden van een nieuw verhaal ben ik opeens zo verschrikkelijk verdrietig. Eventjes ben ik klaar met de wereld van SM, de mensen die er rondlopen, hun handelingen en zienswijzen.
Het liefste zou ik dicht tegen je aan willen kruipen en je mijn verhaal voorlezen. Een gruwelijk verhaal. 'Een harde vorm van SM', schreef iemand. Ja, maar niet zo hard als de realiteit. Niet zo hard.
‘Ga maar slapen en droom over wat je met me doet. Dat is veel.’
‘Ja, hè?’
‘Ja.’ (1)
Morgen begint, als ik me niet verslaap, een nieuw verhaal. Het heet - onder voorbehoud - Transactie*.
Kate
14 augustus 2011
* Inmiddels heb ik besloten door te schrijven aan 236 Schakels en dat wat Transactie is daarin - als het me lukt - een plaats te geven.
Het plaatje van de Rattenvanger van Hamelen vond ik hier.
‘Bedoel je te zeggen, betekent dat… dat ik, dat wij al die tijd…’ Ze slikte. Ze zocht steun bij de tafel. Een jaar lang niet in zijn armen. Een jaar lang niet in zijn bed.
‘Had je dat niet door, Kate?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Nee. Je was je niet bewust van de situatie waarin je verkeerde. Maar nu wel, hè Kate?’
Ze knikte, liet zich op de grond zakken. Hij liep om de tafel heen, stond nu naast haar.
‘Zeg het.’
‘Ja.’
‘Ja, wat.’
‘Ja, ik ben me nu bewust van de situatie waarin ik verkeer.’
‘En dat is?’
‘Nee.’
‘Zeg het.’ Ze schudde haar hoofd. Hij hurkte, pakte haar bij haar haar en trok haar hoofd naar achteren, keek haar aan. ‘Wat zeg je?’
‘Keten. Mag ik de keten? Mag ik alsjeblieft aan de keten? Laat me bij je slapen. Ik zal alles doen wat je verlangt, alles. Alstublieft? Alstublieft?’
‘Moeilijk hè, om de realiteit onder ogen te zien. Het heeft iets met een poging tot moord te maken maar dat was je even vergeten blijkbaar? Hmmm?’ Hij liet haar los. ‘Was je dat vergeten, Kate?’
‘Ja meneer. Nee meneer. Sorry meneer.’
‘Ik vraag je nog een keer: wat is de situatie waarin je nu verkeert?’
‘Het spijt me meneer. Ik mag niet meer geketend in uw armen slapen zolang ik uw keten niet terugverdiend heb, meneer.’
‘Sta op. Verdwijn. Ga slapen en schiet op voor ik me bedenk.’
‘Welterusten, meneer.’
‘Dank je wel. Slaap zacht, Kate.’
‘Ja.’
‘Kate? Kom eens. Je mag dan je opdracht verprutst hebben en geen schakels hebben terugverdiend maar ik heb wel van je genoten en ik ben verschrikkelijk trots op je.’
‘Wow. Dank je.’
‘Ga maar slapen en droom over wat je met me doet. Dat is veel.’
‘Ja, hè?’
‘Ja. Tot morgen.’
‘Tot morgen.’
‘Mark?’
‘Wat?’
‘Het spijt me.’
‘Ga naar bed.’
‘Het spijt me meneer.’
‘Ik heb je gehoord. Ga.’
‘Kan ik wat doen?’
‘Wat zou je willen doen? Hmm?’ Hij kwam naar binnen, drukte de sigaret uit op het schoteltje dat als asbak dienstdeed. ‘En wat zou je kunnen doen?’ Het cynisme droop eraf.
‘U wilde bij mij zijn, hier ben ik.’
‘Ga slapen Kate en noem me geen u.’
‘Je stuurt me weg.’
‘Ja. Het is laat, ga slapen. Je hebt je rust hard nodig.’
‘Jij ook.’
‘Ja.’
‘Ik heb een heerlijk bed hoor.’
‘Ja, dat weet ik.‘
‘Ik mis mijn bed.’
‘Ja. En ik mis jou erin, naast me, geketend. Ik droom erover weet je dat?’
‘Over mij?’
‘Ja. Ik droom over jou, over jouw gehavende lijf in de kom van mijn lichaam, veilig, geketend.’
‘Keten me. Alsjeblieft? Sla me, keten me, slaap met me. Alsjeblieft?’
‘Nee.’
‘Wat moet ik doen?’
‘Dat weet je. Je moet doen wat ik je zeg. Niets meer en niets minder. En dan misschien op een dag zul je mijn keten weer mogen dragen. Misschien dat ik je ooit weer zal voelen, ruiken, proeven in de kom van mijn lichaam, je koesteren en liefhebben. Ga naar bed, Kate. Ga naar bed en laat me mijn rust.’
‘Hoe ging het vandaag?’
‘Hoe vond u het gaan?’
U, beleefdheidsvorm die zij bij Mark niet hoefde te gebruiken tenzij de omstandigheid erom vroeg.
‘Antwoord me.’
‘Het voelde dubbel. Ik vond het doodeng, vernederend, afschuwelijk maar naarmate de tijd verstreek en het me lukte geld bij elkaar te harken, begon ik het leuk te vinden. Denkt u dat ik genoeg bij elkaar heb gebedeld?’
‘Het probleem dat ik heb Kate, is dat ik je geen moment heb zien bedelen. Je hebt mensen, mannen verleid met je lichaam, je lach, die bloemen tussen je borsten. Je bespeelde het Rokin, mij incluis, en daarmee heb je de opdracht verprutst.
Ik heb me vannacht afgevraagd in hoeverre ik de niet onaanzienlijke geldsom die je hebt verdiend met je hoerige gedrag als goedmakertje kan beschouwen, of het feit dat je misschien nog niet volledig beseft in wat voor situatie je je eigenlijk bevindt.
Als verzachtende omstandigheid zou ik kunnen aanvoeren dat ik je misschien het verkeerde attribuut, dat mutsje heb meegegeven. Als je je hand had moeten ophouden, had je je automatisch nederiger opgesteld en was er een andere energie gaan stromen tussen de voorbijgangers op het Rokin en jou.
Als je ieder ander was geweest had ik je waarschijnlijk een halve schakel voor je moeite toegekend, voor de drempel die je hebt genomen, voor de ruim 400 euro die in het mutsje zaten en de bloemen voor Tessa. Maar jij bent niet ieder ander.’
‘Oh, dus u geeft mij er twee’?
Hij stak het gas aan, deed boter in de koekenpan, kieperde het eiermengsel er bovenop en begon koffie te zetten.
‘Het spijt me.’
‘Ja, mij ook.’ Hij zette de koffie en een bord met de omelet op de tafel ter hoogte van waar zij stond en wenkte haar naderbij te treden, schonk zichzelf nog een glas wijn in en ging zitten. ‘Smakelijk eten.’
Onzeker keek ze van het bord naar hem en terug, van het bord naar de besteklade naar hem en weer naar het bord. Hij dronk van zijn wijn en bladerde door de krant. Dat zij staande en zonder bestek moest eten, interesseerde hem niet. ‘Lekker.’
‘Ik ben blij dat het je smaakt.’
Snel genoeg was het bord leeg. Ze nam haar kop en zei: ‘ik denk dat ik maar weer terug naar bed ga.’
‘Ja, doe dat.’
Maar ze ging niet. Misschien dat hij daarom opstond, zijn glas pakte, een sigaret opstak en naar het balkon liep.
‘Wat doe jij op?’
‘Wat doe jij hier?’
‘Ik ben niet lang na jou naar huis gegaan. Jij sliep al. Ik wilde je niet wakker maken anders had ik je wel uitgekleed.’
‘Je zou toch bij…’
‘Ik wilde bij jou zijn.’
‘Bij mij.’
‘Hier, neem een slok wijn, je ziet eruit alsof je dat wel kunt gebruiken.’
‘Nee, dank je. Liever niet.’
‘Wat wil je dan? Zal ik je een beker warme melk maken of een kop thee? Heb je eigenlijk wel gegeten vanavond? Nee, hè? Waarom heb je niet gegeten?’
‘Omdat ik van jou 200 euro of wat was het bij elkaar moest bedelen.’ Het brak de spanning tussen hen. Zij lachte en hij grinnikte mee.
‘Oh ja, hoe kon ik dat vergeten en dat heb je met verve gedaan. Kom dan maak ik een omelet voor je. Thee of liever warme melk?’
‘Koffie als het mag.’
‘Het mag.’
Hoewel de spanning nu gebroken was, bleef ze staan. De eettafel waar normaal stapels paperassen, tijdschriften en boeken lagen, was leeg geveegd. Aan het einde stond de fruitschaal en aan de kop van de tafel zag ze zijn laptop en telefoons. Een pen, notitieblok, krant en leesbril meer lag er niet.
Alle eetstoelen waren weggehaald behalve die aan het hoofd van de tafel. De enig strategisch juiste plek aan deze kant van het woongedeelte met overzicht over de gehele ruimte en zicht op zowel de kamer- en balkondeur als alle ramen. Zo was hij getraind.
Haar training was anders. De dagen ervoor had ze afwisselend staand aan het aanrecht, zittend op de grond en aan het bureautje in het slaapkamertje gegeten. Het was aan hem haar een plek toe te wijzen.
Hij liet haar staan, een paar passen voorbij de drempel en leek op te gaan in het klutsen van eieren, het snijden van peterselie en het raspen van kaas. Hij liet haar staan en zij was zich daarvan bewust. Was zich bewust van haar plaats ten opzichte van hem. Een mindere.
Ze boog haar hoofd, vouwde haar handen samen in de holte van haar rug, lijnde haar voeten uit evenwijdig aan de voegen van de tegels.
Ik ben aan het stuiteren. Niet vanwege het gebrek aan een Man, niet vanwege te weinig seks, slaag of sop, gewoon omdat ik vol ben van mijn verhaal. Ruim twee jaar niets, aanzetjes, opzetjes, beginnetjes maar niet doorschrijven, geen stroom die me voortjoeg. Niets helemaal niets.
Soms vroeg ik me af: als dit is wat je zo graag doet, het beste wat je te bieden hebt, het mooiste dat je kunt, waarom laat je je er zo makkelijk vanaf brengen? Maar ik kan alleen schrijven vanuit de meest intense emoties die me van mijn slaap houden, constant nat, koortsig bijna, dwalend door een donker huis - voelend dat wat ik zo vertrap.
Vanuit dat gevoel, die intense emoties, schrijf ik zonder plot, op de tast en laat het verhaal bezit van me nemen tot ik, bezeten van wat er op het scherm ontstaat, laat gebeuren wat moet gebeuren hoogstens tijdelijk geremd door mijn realiteitszin, de hang naar realistische details en desk research.
Soms wil ik te veel, te mooi. Herinneringen komen terug door de geur van een parfum? Je kunt er donder op zeggen dat ik vervolgens op zoek ga naar dat parfum. Ze slaapt in een rommelkamertje en loopt naar de woonkamer? De plattegrond van het huis ligt voor me. Zo is schrijven meer dan het rijgen van woorden. Zo is dat wat niet verteld is het fundament onder het verhaal.
Zo ook de verhalen die voorgingen. Verhalen waarvan er een aantal hier staan. Ergens hoop ik nog steeds dat ze ooit een geheel zullen vormen. Ze gaan over dezelfde vrouw, dezelfde man, dezelfde liefde. Verhalen die op zichzelf staan maar tegelijkertijd niet zonder elkaar kunnen.
Ik ben schatplichtig aan de mensen die mij mailden en wiens verhalen ik lees of las. Iemand, een vrouw, een aantal jaar geleden die middels een kort mailtje, een korte vraag iets aanraakte waardoor ik begon te stromen. Het resultaat was Smeulend Vuur en de introductie van de vrouw die in 236 schakels Tessa heet.
Ook kort geleden was er zo'n opmerking die een koord in mij raakte waardoor er iets ging trillen. Het is een wonder hoe zoiets gebeurt. Het is een energie die rondzingt waaraan ik mij laaf, waardoor ik geïnspireerd raak en mooie dingen kan schrijven, laten lezen. Waardoor ik bij anderen weer luikjes openzet. Een prachtige cirkel.
Mijn moeder hoort het in mijn stem: 'wat klink je vrolijk'. En ja, dat ben ik ook. Ik stuiter en ben blij. Mijn schrijven is belangrijk voor me. Belangrijker dan seks, belangrijker dan al die dingen waarmee men schermt: carrière, gezinnetje, verre reizen, grote vriendenschaar, geld, luxe, standjes, kunstjes. Al dat leidt af. Al dat zal dus, meer nog dan voorheen, moeten wijken voor mijn schrijven.
Schrijven maakt mij blij. Mijn verhaal doet meer voor mij dan wat dan ook. Het heelt en voedt en beschermt. In mijn verhaal kan ik zijn wie ik zou willen zijn. Mooi, lief, vurig, geliefd, sterk, bijzonder, geen non, geen heilige, gewoon de slavin van Mark die is wie hij is en maakt dat ik kan zijn wie ik ben, bij hem.
Het verhaal is zoveel mooier dan de realiteit :-) en daarom stuiter ik want ik kan niet wachten wat er zal komen. Vlinders in mijn buik, maagkrampen een droge keel en drijvend op natte wolken - zo verdien ik mijn keten terug - of niet. We zullen zien. Komt dat zien!
Kate 9 augustus 2011
De foto komt van de site van Corbis: Stock Photo ID 42-21303691; fotograaf: Roy Botterell http://www.corbisimages.com/stock-photo/rights-managed/42-21303691/woman-writing-in-diary
De kerktoren sloeg het halve uur. Kate was klaar wakker. Hoe laat ze thuis was gekomen wist ze niet. Hoe lang ze had geslapen net zo min. Te moe om zich uit te kleden of zelfs haar sandaaltjes los te maken had ze zich op bed gegooid. Het bed kraakte toen ze overeind ging zitten om haar schoentjes uit te doen. Ook het vieze jurkje en de bh gingen uit.
Op weg naar het toilet zag ze licht aan het eind van de gang. Mark? Hij zou de nacht bij Tessa doorbrengen of was Tessa mee naar hier gekomen? De gedachte alleen al maakte haar nerveus maar het was stil in huis. Kate hoorde geen stemmen.
De deur van de kamer stond op een kier. Mark stond op het balkon een sigaret te roken. Dat deed hij zeldzaam en nooit hier. Zelf rookte ze niet. Sigarettenrook sloeg altijd direct op haar luchtwegen en roken stonk, vond ze. Hij respecteerde dat.
Ze duwde de deur iets wijder open. Hij merkte het niet. Ze kuchte, wilde niet dat hij zou schrikken, wist ook niet of ze wel binnen mocht komen. Hij hoorde haar niet.
Minuten lang keek Kate keek naar de rug van de man die ze zo goed kende. Een complex mens, hard voor zijn omgeving, harder voor zichzelf. Goudeerlijk. Zorgzaam. Gedreven. Zo iemand voor wie je een moord zou plegen. Maar, het meisje leefde nog en zij was haar keten verloren.
‘Je bent mooi in ketens’, had hij jaren geleden tegen haar gezegd. ‘Jij hoort in ketens. Ik zal je slaan. Iedere nacht dat je bij me bent, zul je van mij zijn.’ Zo was het geweest tussen hen iedere nacht dat ze samen waren. ‘Denk goed na want wat je me nu geeft, is onomkeerbaar.’
Niet zo onomkeerbaar. Niets is onomkeerbaar. Niemand onmisbaar. Dat had ze vroeg in het leven geleerd. Ze draaide zich om terug te gaan naar het slaapkamertje. Behalve zijn keten waren haar ook haar slaapkamer met haar heerlijke bed afgenomen, en Mark.
‘Kate.’ Ze hoorde hoe hij naar haar toeliep. ‘Kate, draai je om alsjeblieft.’ Ze deed wat hij vroeg. Hij stond in de kamer, zij in de gang en zij keken elkaar aan. Zij onzeker zich een houding te geven. Hij onderzoekend, liefdevol, moe.
Ze wou dat hij niet zo moe was. Dat hij naar bed zou gaan met haar, de keten zou pakken, haar vastmaken en slapen, lepeltje lepeltje, zijn lul tegen haar bilnaad. Zijn adem in haar nek. Armen om haar heen. Geborgen.
Nooit zou ze moorden als hij bij haar zou blijven, haar beschermen, haar tuchtigen, haar laten lijden zodat ze zelf geen pijn hoefde te veroorzaken of op te zoeken, zodat ze het verleden kon vergeten. Hoe kon ze dat vergeten nu het op de stoep had gestaan? Onwillekeurig rilde ze.
Het duurde een paar minuten voor zij zover was hem te volgen. Ze hield halt bij het restaurant en keek naar dat wat zij nooit meer zou hebben. Hij zat tegenover Tessa die de bloem in het haar droeg. Hij hield haar hand in de zijne en zij staarde in zijn ogen terwijl hij haar iets vertelde.
Had hij door dat Kate voor het raam stond? Misschien maar hij liet het niet blijken. Ze zuchtte. De euforie van zojuist verdwenen en de leegte die zij in zijn ogen had bespeurd nu aanwezig in haar hart. Langs haar been zocht zijn sperma vermengd met haar kutvocht een weg naar beneden.
Een slet, een hoer, een buitenstaander meer was ze niet. Hoe had ze kunnen weten van het gemis aan al die gewone dingen? Hem hier te zien zitten met die vrouw, ze had de hele avond vermeden ernaar te kijken, sneed door haar hart. Ze ademde in, sloot haar ogen, proefde de pijn.
Dit was haar leven, haar slavernij onder zijn gezag. Afgesmeekt en bezegeld met hun beider bloed. Zo mooi. Zo hard – ‘wen er maar aan’. Zo nodig. Het was nooit gemakkelijk geweest maar ze had zijn keten mogen dragen als hij bij haar was.
Niet meer. Dat recht had ze verspeeld. Haar slavernij was zwaarder nu maar zij was sterk. Zij kon dit dragen. Voor hem én voor haar. Ze zou vechten om de schakels terug te verdienen maar veel makkelijker zou het nooit meer worden.
Voor haar geen tatoeages, geen piercings, geen brandmerk en met snijden was ze lang geleden gestopt. De pijn die een leven in slavernij met zich bracht was voldoende. Het trok diepe sporen in haar ziel. Dat waren haar krassen nu.
Hij zette ze zorgvuldig en overdacht. Hij observeerde en doseerde. Hij vertrouwde op haar vermogen te incasseren en wist feilloos in te schatten tot hoe ver hij kon gaan – en ging dan nog net iets verder. Zij vertrouwde hem. Door dat vertrouwen, telkens weer uitgesproken en bevestigd, gaf ze hem de macht haar te pijnigen. Hij was daarin een meester.
Ze slikte de tranen weg, knikte even als wou ze aangeven aan haarzelf of aan hem dat het goed was en liep met opgeheven hoofd het Rokin op. Tijdens de korte wandeling naar haar fiets, herbeleefde ze de beelden en emoties van de afgelopen uren. Het was een onvergetelijk volle avond geworden.
Ongelofelijk hoe hij telkens weer in staat was haar tot op het bot te raken en vanavond was daar Tessa geweest. Tessa die zich op de drempel van het restaurant had omgedraaid en had toegekeken hoe zij huilend en op haar knieën haar bloemen had opgeraapt.
Op de een of andere duistere manier had de vrouw Kates blik omhoog weten te trekken zodat er oogcontact was ontstaan – het waren microsecondes geweest maar voldoende om Tessa’s minachting, spot en vermaak op Kate over te brengen en de belofte dat dit slechts het begin was.
De pijn van dat vooruitzicht duwde haar over de rand. Veilig ver van het restaurant volgde de ontlading zo hevig dat ze zich aan de brugleuning moest vastklampen en daarna opnieuw tranen want hoewel ze trots was op haar prestatie, was er toch ook een stuk verdriet om het zieke in haar dat die pijn en vernedering zo nodig had en de angst voor een vrouw.
Als je eenmaal over de drempel van de schaamte bent heen gestapt, is bedelen niet zo moeilijk vooral niet als je een schamel geklede vrouw bent met bloemen in je decolleté en hakjes die in de Moulin Rouge niet zouden misstaan, dat ondervond Kate al snel.
Het mutsje in haar hand raakte binnen mum van tijd uit model door de zwaarte van de muntstukken en regelmatig werden er briefjes van vijf en tien tussen de bloemen gestopt. Gelukkig maar dat Mark erop stond dat ze altijd een bh onder haar bovenkleding droeg. Het was de ideale spaarpot voor bankbiljetten.
Aan de man die haar vijftig euro gaf, schonk ze een van de geraniums. Hij kuste haar op haar hand en zij maakte een revérence om hem te danken. Ze overwoog haar dagbaan maar op te geven want dit verdiende sneller en hoefde bovendien niet aangegeven te worden bij de belastingdienst.
Ze moest hardop lachen om het idee en daarmee verdween de laatste spanning uit haar lichaam. Bedelen was veel gemakkelijker dan ze had gedacht. Ze zocht oogcontact met een oudere gedistingeerde man die vanuit de richting van de Munt haar kant op kwam lopen. Ze schatte hem op minstens twintig euro.
‘Mee komen!’ Een hand pakte haar bij haar bovenarm en trok haar mee naar de steeg iets verderop. Duwde haar ruw tegen de muur en schopte haar benen uiteen. Het mutsje viel kletterend op de grond. Hij schoof haar jurk omhoog, zijn rits omlaag, klemde haar polsen vast en liet die pas los toen hij in haar was. Wild neukte hij haar met op de achtergrond het gerinkel van de trams en – zo bleek later – muntjes die het toegestroomd publiek aan hun voeten wierp.
‘Dit is wat jij met me doet, vuile slet, geile hoer, liefste Kate. Ik kon me niet langer beheersen, ik moest je nemen. Het zal je kosten maar daar hebben we het nog over. Raap het geld op.’
Markt stapte achteruit. Terwijl zij over straat kroop op zoek naar elk dubbeltje en kwartje – oh nee, die bestonden niet meer –, stopte hij zijn overhemd weer in zijn broek, trok zijn gulp omhoog en streek door zijn haar. Ze overhandigde hem het mutsje gevuld met kleingeld en de bankbiljetten uit haar bh. Hij gaf haar de huissleutel.
‘Ga naar huis’, het klonk moe, leeg maar misschien was dat inbeelding, ‘ik wil verder in rust en zonder afleiding van mijn diner en van Tessa genieten. Je hebt het rijk alleen vannacht, ik neem aan dat je er geen misbruik van zult maken’. Hij plukte een van de geplette bloemen uit haar boezem en liep zonder op of om te kijken het Rokin op.
‘Voor u, mevrouw.’ Mevrouw, precies als in die zomer toen Kate haar voor het eerst ontmoet had. Deze vrouw had zich zonder enige moeite boven haar geplaatst. ‘Het gaat er niet om wat ik wil of wat jij wilt. Het gaat erom wat hij wil.’ Kate had haar hoofd gebogen en daarmee was haar lot bezegeld. (¹)
Ze had geluk gehad. De keren dat Mark Kate aan Tessa had overgedragen waren schaars geweest. De laatste keer ruim twee jaar geleden. Ze had jaren gekregen waarin ze zonder de vrees voor een vrouw had mogen leven en ze had het niet geweten. Ze had niet beseft hoe gelukkig ze was geweest en hoe mild Mark. Eens te meer was gebleken dat je je zegeningen pas achteraf kunt tellen.
Deze twaalf jaar jongere vrouw met haar halflange donkere haar, gekleed in een Audrey Hepburn jurkje en hoge pumps had de gave Kate angst in te boezemen en zij wist het. Iedereen wist het: Kate, Tessa en Mark. ‘Het gaat erom wat hij wil.’ Hij wilde dat zij bloemen aan Tessa zou overhandigen.
‘Voor u, mevrouw.’ De vrouw knikte minzaam, nam de bloemen aan, stak opnieuw haar arm door die van Mark, grinnikte om wat hij haar vertelde of misschien wel om Kate en gooide de bloemen op straat. Haar vrijgekomen hand veegde ze af aan de zoom van haar jurkje.
Terwijl de gasten het restaurant binnen gingen, knielde Kate op het Rokin om de bloemen op te rapen maar ook omdat dat was wat ze deed, wat ze geacht werd te doen nadat ze onder handen was genomen door deze vrouw. Knielen en danken en vragen om meer. Vrouwen, deze vrouw was zo wreed.
Kate boog haar hoofd naar het plaveisel en haalde diep adem. Ze veegde haar tranen weg en liep naar het midden van de stoep ter hoogte van het tafeltje waar Mark en zijn tafeldame zich aan het installeren waren. De bloemen stak ze in het gescheurde decolleté van haar jurk.
Ze bekeek haar werkterrein: een brede stoep waar redelijk veel mensen van en naar het C.S. liepen, van of naar de Dam, van en naar de Munt, van of naar huis, naar hun geliefde of naar een restaurant. Even keek ze voor zich uit. De sommelier stond bij het tafeltje en Mark keurde de wijn. Niet naar kijken. Niet kijken.
Met het mutsje in haar hand versperde ze de weg van drie vrolijke jongemannen. ‘Alsjeblieft, één euro voor geluk, twee voor mooie vrouwen op je pad’. Nou, daar hadden ze wel een paar euro voor over. Een paar kussen in de lucht en weg waren ze. Opgewonden telde ze het geld: €17,70. Ongelofelijk!