Had hij door dat Kate voor het raam stond? Misschien maar hij liet het niet blijken. Ze zuchtte. De euforie van zojuist verdwenen en de leegte die zij in zijn ogen had bespeurd nu aanwezig in haar hart. Langs haar been zocht zijn sperma vermengd met haar kutvocht een weg naar beneden.
Een slet, een hoer, een buitenstaander meer was ze niet. Hoe had ze kunnen weten van het gemis aan al die gewone dingen? Hem hier te zien zitten met die vrouw, ze had de hele avond vermeden ernaar te kijken, sneed door haar hart. Ze ademde in, sloot haar ogen, proefde de pijn.
Dit was haar leven, haar slavernij onder zijn gezag. Afgesmeekt en bezegeld met hun beider bloed. Zo mooi. Zo hard – ‘wen er maar aan’. Zo nodig. Het was nooit gemakkelijk geweest maar ze had zijn keten mogen dragen als hij bij haar was.
Niet meer. Dat recht had ze verspeeld. Haar slavernij was zwaarder nu maar zij was sterk. Zij kon dit dragen. Voor hem én voor haar. Ze zou vechten om de schakels terug te verdienen maar veel makkelijker zou het nooit meer worden.
Voor haar geen tatoeages, geen piercings, geen brandmerk en met snijden was ze lang geleden gestopt. De pijn die een leven in slavernij met zich bracht was voldoende. Het trok diepe sporen in haar ziel. Dat waren haar krassen nu.
Hij zette ze zorgvuldig en overdacht. Hij observeerde en doseerde. Hij vertrouwde op haar vermogen te incasseren en wist feilloos in te schatten tot hoe ver hij kon gaan – en ging dan nog net iets verder. Zij vertrouwde hem. Door dat vertrouwen, telkens weer uitgesproken en bevestigd, gaf ze hem de macht haar te pijnigen. Hij was daarin een meester.
Ze slikte de tranen weg, knikte even als wou ze aangeven aan haarzelf of aan hem dat het goed was en liep met opgeheven hoofd het Rokin op. Tijdens de korte wandeling naar haar fiets, herbeleefde ze de beelden en emoties van de afgelopen uren. Het was een onvergetelijk volle avond geworden.
Ongelofelijk hoe hij telkens weer in staat was haar tot op het bot te raken en vanavond was daar Tessa geweest. Tessa die zich op de drempel van het restaurant had omgedraaid en had toegekeken hoe zij huilend en op haar knieën haar bloemen had opgeraapt.
Op de een of andere duistere manier had de vrouw Kates blik omhoog weten te trekken zodat er oogcontact was ontstaan – het waren microsecondes geweest maar voldoende om Tessa’s minachting, spot en vermaak op Kate over te brengen en de belofte dat dit slechts het begin was.
De pijn van dat vooruitzicht duwde haar over de rand. Veilig ver van het restaurant volgde de ontlading zo hevig dat ze zich aan de brugleuning moest vastklampen en daarna opnieuw tranen want hoewel ze trots was op haar prestatie, was er toch ook een stuk verdriet om het zieke in haar dat die pijn en vernedering zo nodig had en de angst voor een vrouw.
Kate