Nu ze klaar was met het splitsen van de bonen en kapucijners en hij nog steeds wakker lag, aarzelde ze wat ze moest doen, wat ze mocht doen. Hij had gezegd dat ze mocht gaan zitten als ze erg moe was en hij sliep. Ze was verschrikkelijk moe maar hij sliep niet. Hij had echter ook gezegd dat ze zodra ze klaar was mocht gaan liggen. Ze ging liggen. Ze sliep. Ze sliep nog voor ze het kussen onder haar hoofd had kunnen trekken en toen stond hij op.
‘Wakker worden, lui varken, hoe durf je te slapen als je eigenaar wakker is.’
Ze hoorde de klanken maar verstond niet de woorden. Herkende de toon en wist wat die betekende. Met al haar ervaring registreerde ze dat ze te langzaam was, dat ze niet aan de opdracht gehoor gaf maar ze kon haar gedrag niet bijsturen. Drie keer zwiepte zijn riem op haar billen vóór ze op haar knieën voor hem lag. Het zweten begon.
‘Het spijt me. Het spijt me.’
‘Hoelang heb je geslapen?’
‘Ik weet het niet meneer.’
‘Tweeëntwintig minuten. Tweeëntwintig minuten sliep je terwijl je eigenaar je nodig had. Wat zegt dat over jou?’
Ze probeerde zich kleiner te maken.
‘Wat heb ik eraan? Niets heb ik aan je. Moet ik je terugsturen naar waar je vandaan kwam?’
Ze was daar al maar hoe kon hij dat weten? Misselijk van angst probeerde ze haar ademhaling tot rust te manen. Adem in. Adem uit. Slikken. Woorden proberen te vormen. Ze zag zichzelf liggen op haar knieën voor haar beul. Ze trilde inmiddels over haar hele lijf. Ze keek naar deze man die voor de slavin stond. Weer een andere man. Een nieuwe. Een met andere voorkeuren. Waarom droeg hij zijn laarzen niet? Waarom kon ze hem niet verstaan? Wat wilde hij van haar?
[.../236 schakels - 18.]
Kate