Ik werkte in het business centre van het Metropole Hotel aan de Edgware Road in Londen. Een klein hokje, oeps kantoor, met houten lambrisering, een hoogpolig tapijt en een klassiek houten bureau was mijn terrein. Mijn donkerblauwe mantelpak verschilde niet veel van het bedrijfsuniform van hen die wel in dienst van het hotel waren.
Baantje ver onder mijn opleidingsniveau, mijn ambities of kunnen maar het betaalde de huur en gaf me veel tijd om na te denken, te dromen, te fantaseren, te hopen. Na jaren andere dingen prioriteit te hebben gegeven was daar opeens weer die golf, die honger, dat gevoel van heimwee, van onderdanigheid en de wil er iets mee te doen.
Maart 1996. The Guardian. Een advertentie van drie bij drie cm om een levensbestemming te vinden. Geïnteresseerden konden behalve schriftelijk ook via een voicebox reageren. De kwaliteit van een stem is heel belangrijk. De reacties waren zonder uitzondering geweldig. Nu vind ik dat al gauw als mensen de moeite nemen te reageren en zeker in die tijd was het een hele stap je verhaaltje even op een bandje in te spreken.
Hij zal wel Sir Stephen hebben geheten, nee dat is flauw. Hij noemde zich wel Sir maar was dat ongetwijfeld niet geworden door een zwaardslag van Queen Elisabeth. Het kwam na enig bellen tot een ontmoeting. Bij het metrostation Bakerstreet zouden we elkaar treffen. Hij in spijkerbroek en ik in mijn uniform want het hotelwezen kent geen weekend. Zou ik hem herkennen? Foto’s hadden we niet uitgewisseld.
In de drukte van mensen die het station in- en uitliepen sprak een man me aan, lang, slank, zilvergrijs haar in driedelig grijs kostuum.
‘Merel?’
‘Maar je zou een spijkerbroek aan hebben.’
‘Ja, ik kom net uit een ingelaste vergadering. Ga je mee?’
We liepen naar een lichtgrijze auto met leren fauteuils, ik stapte in en we reden weg. Doemscenario, dom scenario, zelfs in 1996.
Nu volgt een politiebericht:
Nederlandse vrouw vermist in London. Voor het laatst gezien in Bakerstreet bij de uitgang van het metrostation. Kort blond haar, blauwe ogen, bril, 1.68 m, draagt donkerblauw mantelpak met witte bloes. Een ieder die iets weet over deze vermissing wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de plaatselijke politie.
Van mobieltjes hadden we in die tijd nog nooit gehoord. Van nicknames wel maar die gebruikte je alleen op het internet en niet in de krant. Geen veiligheidsnet. Niemand die wist dat ik een afspraak had, waar of met wie. Niemand wist hoe laat ik weer thuis zou zijn. Ik had geen briefje met zijn naam, adres, telefoonnummer en andere gegevens achtergelaten. Doemscenario, dom scenario.
We reden door onbekende straten. Aan een tafeltje in het hoekje van de uitbouw van een café hebben we gepraat tot het er te druk werd, tot hij genoeg wist en ik voelde dat het goed zat. Hij heeft me afgezet aan het begin van Edgware Road. Nooit heeft hij geweten waar ik precies woonde.
De volgende dag was het zondag. Ik had vrij en liep zoals zo vaak langs het kanaal naar Regents Park. Ik heb ongetwijfeld op wolken gelopen in de hoop dat hij mij snel bij zich zou ontbieden. Dat heeft hij gedaan.