‘Mevrouw’, heb ik dat echt gezegd? Is het zo duidelijk tussen ons? Na één espresso? Ik moet naar huis. Ik moet hem mailen.
Ik sla af richting Vondelpark waar ik altijd verdwaal maar nooit op de weg naar huis. Ik loop en loop. Zie zonder te zien, hoor zonder te horen. Ik ben een zombie verdwaald in het park. Ik loop er wel maar ben er niet.
‘Hoe zou je het vinden als hij mij boven jou zou verkiezen? Hoe zou je het vinden? Mij boven jou. Mij boven jou. Mij boven jou.’
Ik loop waar ik normaal gesproken nooit kom: langs junks die wachten op hun leveranciers, door bosjes waar illegale stelletjes hun ding doen. Ik ontwijk de resten van picknicks en seks, sociale danwel eenzame bezigheden met anderen in de buitenlucht.
Ik kijk en zie herkenningspunten zonder ze te herkennen. Het theehuis, het openluchttheater. Het beeld van Picasso: ‘neem jij de glazen mee, dan zorg ik voor de champagne’. De speeltuin waar hij met zijn kids zoveel uurtjes doorbrengt en het café onder het filmmuseum – hij heeft het er altijd over maar wij zijn er nog nooit samen geweest.
Vertigo, eindelijk weet ik waar ik ben. Hier kan ik het park uit. Een tram nemen. Ik moet naar huis. Ik moet hem mailen. Dit is belachelijk. Zij boven mij. Hoe komt ze erbij? Hoe durft ze? Daar heeft zij bijzonder weinig over te zeggen. Dit zijn zaken die hij beslist.