‘Alleen maar ja?’
‘Ja, ik weet wat je wilt.’
‘En wat is dat dan, volgens jou?’
‘Zij boven mij.’
‘Interessant. Vertel.’
‘Dat je haar boven mij verkiest.’
‘En wat doet dat met jou?’
Eenregelige mailtjes. Uren, soms meerdere dagen verstrijken tussen het zenden, ontvangen, beantwoorden van elk bericht. Het spreiden van onze contactmomenten is een van de tactieken die hij gebruikt maar misschien moet ik dit keer wel gewoon wachten vanwege werkzaamheden, slaap of tijdsverschil.
Wachten, zo gepast voor een slavin, zo verschrikkelijk moeilijk voor een ongeduldig mens als ik. Weken gaan heen en alles lijkt in orde tot de nacht aanbreekt.
Het is warm in bed. Half twee. Wijd uitgespreid om ieder zuchtje wind te vangen. Maar er is geen wind en dus ben ik gevangene van de hitte die geen beweging toelaat. Oncomfortabel. Twee uur. Om half zes begint de dag. Ik zal moe zijn als ik opsta. Mijn gezicht is nat. Weer slaat de kerkklok. Mijn maag rommelt. Mijn hoofd bonkt. Het bloed kolkt.
Donder, een flits en dan stilte. Getroffen als ware het door die ene bliksemschicht in de nacht zie ik helderder dan op enig moment ervoor wat gaat komen. Ik besef dat comfort een luxe is die niet zal bestaan. Dat ik in een permanente staat van vermoeidheid zal verkeren. En dat hoewel ik te eten zal hebben, het nooit genoeg zal zijn om mijn honger volledig te stillen.
Ik heb niemand horen binnenkomen. Opnieuw heb ik de voetstappen op de gang niet gehoord. Dit is foute boel.