woensdag 14 april 2010

Smeulend vuur - 4.

Smeulend vuur. In abstinentie laat hij zich zien als Michael Jackson herrezen uit zijn net gedolven graf. This is it. Er is geen reden, geen uitleg nodig. Zijn wil is wet en de wet overtreed je niet, nooit, nimmer. De consequentie, het alternatief voor niet volgen, niet gehoorzamen, niet aanvaarden is immers abdicatie. Zoveel weet ik. Zelfs nu ik geen enkele reden heb aan te nemen dat hij mij als zijn slavin beschouwt, weet ik dat ik geen keuze heb. Ik moet accepteren de situatie die er is, precies zoals die er is.

Zij mailt mij. Zij vraagt of ik hem gevonden heb.

Wat zal ik zeggen aan haar die hem wél heeft, maar één is niet genoeg? Ze gaat achter die ene aan. Een fotograaf zoals hij. Een vliegende Hollander die zich nooit zal laten raken. Die pakt wat hij pakken kan, neemt wat hij aangeboden krijgt en nog iets meer. Zij gaat voor de kruimels en ik voel alle bellen rinkelen, schreeuwen dat het slechts zal leiden tot verdriet en pijn. Maar zij is niet ik en ik ben nu eenmaal anders. Het laat me niet los.

Smeulend vuur. In abstinentie laat het zich zien tijdens lange dagen, hete nachten op de flanken van verlangen en ik schrijf de man, die zich nooit zal laten raken, opnieuw een mail. ‘Zeg me wat je wilt’, smeek ik, in de hoop dat het ditmaal anders zal zijn. ‘Ik zal alles voor je doen, alles voor je zijn. Een kerfje op je Uzi.’

En hij antwoordt dat hij seks wil, ongecompliceerde seks, voor de lens van zijn camera, tussen haar en mij, achter bijna gesloten schuifdeuren. Hij krijgt wat hij wil. Uiteraard. Hij krijgt wat hij wil zoals hij het wil. Zij komt spuitend klaar.

‘Cut!’

Of is het kut? Ik weet wat het betekent. Sluit mijn ogen – dat moet ik doen wanneer de deuren wijd open zijn en ik hem zou kunnen zien. Ik heb hem al zolang niet gezien... Zij trekt de keten strak langs mijn buik, mijn schaamlippen, mijn bilnaad, omhoog naar mijn hals. Een klik. Dicht. Thuis! Klemmen op mijn tepels. Ik haat klemmen. Ze is ruw of gehaast. Wat kan het haar schelen hoe ik me voel? Ik hoor de deuren schuiven. Ik kijk zoals mij bevolen is door de kier. Hard er in, vol eruit, spuiten op haar bleke huid.

‘Cut!’

Ik sluit mijn ogen. De deuren gaan open en dicht. Ze ontdoet mij van keten en klemmen.

‘Hij wil dat je gaat.’ Ik sta op. ‘Wacht.’ Ze veegt met haar wijsvinger over haar buik. Ik proef hem. ‘Voor jou, van hem’. Ik huil. Ik ga.

‘Hij was’, schrijft ze later, ‘zoals jij al had gezegd: hard, dwingend en zonder consideratie. Hij is alles wat ik zocht en meer. Hij wil me volgende maand weer zien, in Milaan, zonder jou.’

Ook mijn mailen, schrijven, schrijvend smeken zal daar niets aan kunnen veranderen. Mijn poging hem te raken, tevergeefs. Ik leef mijn leven in abstinentie tot hij me weer ontbiedt. Tot die tijd ben ik smeulend vuur.

Kate