‘Heb je hem gevonden die ene?’
Nee. Wat moet ik zeggen? Hij stuurde mij de blauwdruk van mijn slavernij in zwart-wit. Door bijna gesloten schuifdeuren zag ik mijn toekomst, mijn heden in de afstand tussen fotograaf en object. Wat moet ik zeggen? Het bestaat maar hij wil niet. Of kan niet. Of durft niet. Of misschien is hij het wel gewoon niet. Nee, hij is het niet. Hij is er niet. Hij bestaat niet. Of liever, ik besta niet.
Degene die ik wilde zijn was een product van geile fantasieën van vóór de beleefde werkelijkheid, van vóór het besef dat ik anders was, te anders om zijn slavin te mogen, te kunnen zijn ‘en voor vriendschap staan we elkaar te na’. Wie ben ik om vriendschap af te wijzen, vriendschap is ook liefde, maar vriendschap heb ik nooit gewild. Niet met hem. En nu kondigt hij aan me te zullen mailen, ‘uitgebreider’. Zonder dat ik weet waar hij over wil schrijven ben ik bang.
‘Ik heb je woorden gelezen. Al je woorden. De woorden die zichtbaar zijn, gelezen. En ik vraag me af… Ik vraag me af, I can’t help but wonder, what d’you want? What are you looking for, in me? Ik heb je gelezen. Al je emoties. De emoties die je niet liet zien, gelezen. En ik weet. Ik weet waar je naar verlangt. Mijn wens tot domineren is sterker dan ooit. Ik schrijf je snel wat uitgebreider.’
[.../deel 3]
Kate