woensdag 7 december 2011

Knarsen in liefde en pijn - 4. Pijn

‘Ik heb zin om te blijven slapen,’ zeg je. Het is al laat en we hangen op de bank moe en voldaan.
‘Kan dat?’
‘Ja, maar ik moet morgenochtend wel heel vroeg weg.’
‘Okay.’
’Alleen maar okay?’
Ik bloos, dat doe ik snel. ‘Nee.’
‘Goed, dan blijf ik slapen.’

Ik wacht want ik weet dat er nog wat zal komen. Ik hoef niet lang te wachten.
‘Wat wil je Kate?’
‘Moet je dat vragen?’ Automatisch sla ik mijn ogen neer.
‘Wat wil je Kate?’ Ik hoor de hardheid in je stem. ‘Zeg het.’
Te moeten zeggen wat jij al weet.
‘Ketens.’
‘Wat zeg je?’

Te moeten uitspreken dat wat ik wil.
‘Ketens,’ zeg ik wat luider.
‘Vraag het,’ blaf je.
‘Ik wil vannacht geketend slapen.’
‘Is dat wat je wilt,’ zachter nu, liever.
‘Ja.’
‘Je weet wat dat betekent.’
‘Ja.’
‘Ik zal je slaan. Ik ga je pijn doen.’
‘Ja.’
‘Zeg het.’

Te zeggen wat ik wil dat jij met me gaat doen.
‘Je gaat me slaan en pijn doen.’
‘Wat wil je Kate?’
Het verlangen te moeten uitspreken naar dat waar ik bang voor ben maar wat ik wil.
‘Ik wil graag in ketens slapen vannacht. Ik wil geslagen worden. Ik wil dat je me pijn doet.’
Te moeten vragen om dat waar ik bang voor ben maar zo graag wil.
‘Vraag het.’
‘Wil je me alsjeblieft….’

Die nacht slaap ik geketend. Je ligt dicht tegen me aan. Ik voel mijn lichaam. Je was hard en hebt me geslagen en me pijn gedaan, veel pijn gedaan. Je hebt me gebruikt en misbruikt en bij iedere volgende fase heb ik om je hardheid moeten vragen. Als je klaar bent, bevestig je mij met de keten aan het bed. Je neemt me nog even in je armen, heel voorzichtig want mijn lichaam is beurs.
‘Dank je wel, Kate. Je bent lief. Het was geweldig.’

Ik slaap al bijna. Je doet het licht uit en kruipt dicht tegen me aan. Lepeltje lepeltje en ik lig aan de binnenkant. Konden we zo maar iedere nacht slapen. Even knarst het niet meer tussen ons. Even werkt het smeermiddel van samenzijn, samen spelen, samen eten en samen slapen maar al snel is het ochtend en zoals je had gezegd, je moet erg vroeg weg. De kids moeten worden opgehaald bij je ex.

Je maakt mijn keten los, gooit me zonder consideratie voor mijn gehavende lijf op mijn buik, en sommeert me te knielen op het bed.
‘Kont omhoog.’
Klets, klets, klets. Hard, harder, nog harder.
‘Au.’
‘Kop dicht.’
‘Au, au.’

Zo onverwacht als het begon, houdt het ook weer op. Je loopt de slaapkamer uit en laat mij in verbijstering achter. Dit heb ik nog nooit meegemaakt. Geen opwarming, geen context, geen straf, geen gevoel. Je komt weer binnen en kijkt naar het mens daar op dat bed en ik kijk boos terug. Knars, knars, twee mensen die om elkaar heen draaien, elkaar raken in liefde en pijn. Het smeermiddel dat nacht heet begint te slijten.

‘Schiet op Kate, ik moet over twintig minuten weg. Als ik weg ben kun je terug naar bed.’
Je bent anders dan vannacht. Ik begrijp het niet. Ik begrijp jou niet. Ik zie alleen je haast, je ongeduld, geen liefde, geen gevoel, niets. Koffie wil je, zeg je. Koffie en een boterham en of ik maar wil voortmaken want je hebt niet de hele dag de tijd. Ik loop naar de badkamer waar je je staat te scheren. Ik zoek je ogen maar die richten zich logischerwijze op het scheermesje.

‘Wat was dat nou?’
Morning spanking’.
‘Waarom?’
‘Omdat ik er zin in had.’
Morning spanking… Lekker dit! Het moet niet gekker worden.
‘Ik heb niets met spanking.’
Je kijkt me aan via de spiegel. ‘Wat zeg je?’
‘Ik heb niets met spanking.’
‘Da’s dan jammer voor je. Als ik zin heb je te slaan dan doe ik dat.’

Daarmee is de kous af want dat is jouw recht en dat recht heb ik geaccepteerd toen ik je leerde kennen.
‘Kate,’ zei je toen, ‘als je in mijn bed slaapt dan zal ik je slaan. Iedere nacht dat je bij mij bent, zul je van mij zijn. Accepteer je dat? Denk goed na Kate, want wat je me nu geeft, is onomkeerbaar.’

‘Kate!’ Ik schrik op en zie dat het menens is. Ik duik de keuken in, zet koffie en smeer een paar boterhammen.
‘Wat wil je erop?’
‘Pindakaas.’
We ontbijten staand aan het aanrecht en we zijn beiden stil.
‘Het spijt me maar ik moet gaan. Ik wou dat het niet zo was maar mijn zoon moet om half tien voetballen. Ik bel je zodra ik kan.’
Ik knik. Een kus nog en je bent weg.



Kate