Later zag ik een foto van de kerstdecoratie. Op melkwitte benen rustte een wolk van dennentakken waar twee zwevende handen tegenaan geplakt leken.
De klokjes die mij in het hier en nu hadden gehouden uit angst dat zij zouden vallen of klingelen waren amper zichtbaar maar om mijn voeten lag het snoeisel waaraan het kunstwerk haar vorm dankte.
Het zou bijna mooi zijn geweest ware het niet dat ik een stukje van de rechter bilpartij onder de takken uit zag steken. Ik zei niets hoewel het mijn plicht was te spreken, uit te spreken wat ik zag, wat ik voelde. Ik was bang.
Het duidelijk zichtbaar gestolde vet bevestigde het gelijk van de vrouw die toch al vond dat ik het te goed had bij Mark. Mark had weer een lange reis voor de boeg. Wat zou hij dan met mij doen?
Zou hij mij onderbrengen bij haar? Tessa, zelf maatje 34, hield van slanke vrouwen en haar slavinnen moesten mager zijn. Het liefste zag zij ribben. Het zou haar genoegen schenken ook mij uit te hongeren.
Ik rilde. Was het gek dat ik zweeg, dat ik slikte? Ik boog mijn hoofd, kon de tranen niet binnenhouden maar legde niet uit dat het geen vreugdetranen waren. Op de foto van de kerstdecoratie die Mark mij met trots toonde, zag ik niet langer verstilde schoonheid maar naderend onheil.
Zover was het echter nog niet. Nog steeds was ik kerstdecoratie maar hoewel ik mij zo goed mogelijk had afgesloten voor de omgeving, ontging het me niet dat het stiller werd. En stiller. De receptie was ten einde.
Vertrouwde handen die zich om mijn polsen vouwden. 'Sta op, Kate. Het is voorbij.' Mark bewoog mijn armen omhoog. Ik stond op en alle takken vielen op de grond, de klokjes klingelden en een of twee ervan braken.
Hij liet mij staan om mijn lichaam en geest te laten wennen aan een nieuwe positie, een nieuwe situatie. Ik was niet langer een kerstdecoratie. Ik was een slavin – nee. Ik was bezit dat naakt voor haar eigenaar stond. Bezit staat niet op gelijke hoogte of voet. Ik voelde schaamte. Ongemak. Wat kon ik doen?
‘Heb je voorkeur voor staan of knielen?' Ik wilde knielen maar er lagen glassplinters. Ik stond en boog mijn hoofd. Diep. Zo diep dat het pijn deed. Na enige tijd kreeg ik de opdracht om met een grote hoge pas over de takken en scherven te stappen. Hij wilde niet dat ik me zou bezeren.
Hij wilde geen ongelukjes en zond me linea recta naar het toilet. Ik was hem dankbaar. Hij mij ook want terug in de zaal en opgelucht dat ik mijn plas niet langer hoefde op te houden, hoorde ik hoe trots Mark op mij was. 'Omdat je het zo goed gedaan hebt, zo mooi was en stil, heb ik een verrassing voor je.'
Hij pakte zijn telefoon en zei iets maar ik luisterde niet. Ik keek naar het koordje om zijn pols, naar het kettinkje om zijn hals. Het was bijna Kerst, ik had een kerstwens en die zou in vervulling gaan.
Mark stelde mij iets prettigs in het vooruitzicht en mijn gedachten sloegen op hol. Het was voorbij. Ik was op weg naar een keten met alle daarbij behorende symbolen. Voorbij. Alles zou vergeten en vergeven zijn. Het zou worden als vanouds.
Hoogmoed komt voor de val. Rechteloos bezit mag niet rekenen of hopen op gunsten en Mark had niets anders gezegd dan dat hij een verrassing voor mij had. Verrassingen zijn er in talloze gedaantes.
Ik werd door de gang geleid. Het marmer was koud aan mijn voeten. Langs gesloten deuren voerde Mark mij mee. Een windvlaag die de voordeur waar we naartoe liepen niet had weten tegen te houden, streek langs mijn lichaam.
Als hij mij maar niet zo, naakt, naar buiten zou begeleiden: de voordeur uit, het bordes op, de trap af, de gracht op, bestemming onbekend. Oh God, waarom gingen we niet een van de kamers in?
Een warme kamer met een kerstboom en pakjes eronder. Wat opzij gelegd van de kleurrijke presentjes zag ik een lang pakketje in stevig dof zwart papier. ‘Gelukkig Kerstfeest, Kate. Dit is voor jou.’ Het voelde slap en zwaar.
We stopten bij een deur.
Kate