dinsdag 6 december 2011

Knarsen in liefde en pijn - 3. Liefde

‘Hoe laat is het eigenlijk?’
‘Etenstijd,’ antwoord je. ‘Wat moet ik doen?’
‘Niets, alles staat klaar en ik hoef het alleen maar warm te maken.’ Ik loop naar de keuken blij eventjes alleen te zijn maar al snel sta je naast me met onze glazen. Je vertelt verder over je kids en je werk, over de afgelopen maanden en de komende tijd waarin je dus weer veel weg zult zijn.

‘Kate, wat ben je stil. Vind je het vervelend dat ik er ben? Moet ik naar huis?’
‘Nee. Nee, ik ben blij dat je er bent maar het is allemaal zo moeilijk. Ik zou je zo graag vaker en langer bij me hebben.’
‘Keetje, je weet toch dat dat nu niet kan. Ik moet zorgen voor mijn kinderen, heb net een nieuwe baan die veel van me vergt. Echt, ik kom zo vaak ik kan. Dat weet je toch?’

Ja, ik weet. Ik weet en ik voel en het is een diep schurend en verscheurend gevoel. Wat ik mis is zekerheid en die geef je me niet, kun je me niet geven. Zul je me niet geven want je gunt het mij niet om altijd op de laatste plaats te komen maar ondertussen gebeurt het wel. Moet ik wel wijken voor kids en werk, ouders en huishouden, en de hond van je ex.

‘Ze vroeg of ik op haar hond wil passen tijdens haar vakantie dus nu heb ik de zorg voor Bobbie er ook nog bij.’
Ach ja. Ik accepteer het natuurlijk want wat kan ik anders doen behalve met jou breken? Dat is geen optie want dat wil ik helemaal niet.
‘Lief, je weet toch dat we zo vaak mogelijk bij elkaar zijn?’
‘Ja, maar dat maakt het niet makkelijker.’
‘Nee, voor mij ook niet.’ Daarmee is het knarsen besproken en uitgesproken.

Ik dien de bouillon op en jij vult de glazen bij. De bouillon is zoals altijd heerlijk en al snel voel ik de spanning uit mijn lijf trekken. Tijdens het hoofdgerecht vertel je honderduit. Ik luister en luister en ondertussen neem ik je gezicht in mij op. Die lieve, eigenzinnige kop die ik zo graag iedere dag tegenover me aan tafel zou willen zien. Je hebt groene ogen die – zo lijkt het – iedere paar secondes veranderen van tint. Een wat ze noemen krachtige mond waarvan ik weet dat die voor mij gemaakt is. Ik wou…

‘Kate!’
’Huh, wat?’
‘Je staart!’
Natuurlijk bloos ik onmiddellijk. Betrapt! Maar je bent lief tijdens het eten, je wilt het me duidelijk niet ongemakkelijk maken en je vervolgt het verhaal waar je mee bezig was. Niet dat ik het nog kan volgen of volg. Ik ben er wel en jij bent bij me, maar we zitten beslist niet meer aan deze tafel, in dit gesprek. Omdat ik het vreselijk warm heb gekregen trek ik mijn vestje uit. Het lijkt wel of je mijn gedachtes kunt lezen.
‘Doe je broek ook maar uit, Kate. Laat me je kousen maar eens zien.’

Ik loop om de tafel en automatisch ga ik staan op de manier die jij mij geleerd hebt. Benen iets uiteen, borsten vooruit, handen op elkaar in de holte van mijn rug. Klaar voor inspectie. Voor ik mijn broek uitdeed was ik al nat en nu, nu ik voor je sta – eindelijk voor je sta – ruik ik mijn eigen geilheid en de jouwe. Als altijd ben ik nerveus als ik zo voor je sta.

Je beweegt je hand omhoog langs mijn been, en wanneer je licht langs mijn kruis strijkt op weg naar het andere been lijkt dat misschien onschuldig maar dat is het niet.
‘Ze staan je prachtig, Kate. Dank je. Wat heb je voor toetje?’
’IJs,’ zeg ik onschuldig, ‘slagroomijs met warme pruimen in rode wijnsaus.’
‘Heerlijk, ga het maar halen.’

Ik voel je blik als ik naar de keuken loop en niet alleen daarom wiegel ik extra met mijn kontje. Kon je blik maar iedere dag zo op mij gericht zijn. Het knarsen blijft ditmaal uit, ik geniet teveel van je aandacht. En die geef je me vanavond. Je brengt de kommen en borden naar de keuken en zet ze in de vaatwasser. Ik hou me bezig met pruimen en ijs, ruim de eettafel verder op, en zet alvast de koffiespullen neer op het tafeltje bij de bank.

Een goed op elkaar ingespeeld team zijn we zoals we zo bezig zijn. Een vertrouwd stel dat elkaar respecteert en voedt. Letterlijk, want op de bank, heerlijk tegen je aan, voer je me warme pruimen en iets gesmolten ijs. Je likt de wijnsaus van mijn lippen, en gebruikt je mond op de manier waarvoor hij gemaakt is. Jee, wat kun je goed kussen!

Met enige moeite scheur ik me los om de koffie te halen, vast van plan de bank voorlopig niet meer te verlaten. Dat idee heb jij blijkbaar ook gekregen want als ik terug kom, heb jij je het gemakkelijk gemaakt. Het licht is gedempt en er zitten andere cd’s in de wisselaar. Ik zoek mijn plekje weer op en jij bent lief voor me zoals je kunt zijn.



Kate