Een leeg en verlaten station, de vrouw zit op de laatste bank van het laatste perron, alleen. Het is er rustig. Niemand die haar stoort. De zon schijnt, het is er heerlijk. Ondertussen denkt zij soms aan hem...
Woorden zijn woorden, en woorden zeggen niets over de daden die ze aankondigen of voorspellen. Of wel…?
Ik zit op het laatste bankje van het laatste perron, alleen. Het is er rustig. Niemand die me stoort. De zon schijnt boven Parijs, het is er heerlijk. Over drie kwartier vertrekt de TGV naar Milaan. Het is een lange reis en ik weet niet wat het me zal brengen of wat ik zal verliezen.
De villa ligt in de dij van Italië tussen bergen en de Adriatische Zee, te midden van zonnebloemvelden en olijfgaarden. Het is twee keer overstappen van Milaan. De laatste kilometers leg ik af per taxi en dan, bijna vierentwintig uur nadat ik mijn voordeur achter me dichttrok, sta ik voor de zijne. Een houten deur met ijzeren klopper. Het is kwart voor zeven en ik voel dat het warm gaat worden.
Ik laat de klopper de deur raken, drie droge klappen van ijzer op hout die niet gemist kunnen worden door de bewoner, zelfs als die nog slaapt. Ik stap achterwaarts het stoepje af, zet mijn tassen neer en zak op mijn knieën. Grind. Wit grind. Ik verbijt mijn tranen. Het is te vroeg voor tranen. Te vroeg en te laat.
Ik arrangeer de stof van mijn rok om me heen, breng mijn armen naar achteren en hoofd omlaag. Het vele oefenen voor de spiegel thuis werpt eindelijk zijn vruchten af, ik heb geen tijd om fouten te maken en die maak ik dan ook niet. Ik hoor hoe een raam linksboven wordt geopend, gesloten. Ik hoor krekels, zijn het wel krekels? Een sleutel wordt omgedraaid, scharnieren piepen.