dinsdag 11 januari 2011

Een simpele vraag - 18.

‘Ik wil je in ketens zien. Ik wil je slaan. Kate, het wordt tijd dat jij je rug recht en doet wat je moet doen.’

Maar wat moet ik doen? Wat kan ik doen om hem te raken? Schrijven? Schrijven als een drenkeling. Schrijven alsof mijn leven ervan afhangt. Schrijven, gewoon schrijven om te zeggen wat onuitspreekbaar is. Omdat het is wat ik het beste kan, het liefste wil en omdat het heilig is.

Ik schrijf al mijn hele leven lang. Op de vraag waarom, mompelde ik meestal maar wat over hoe fijn het was te schrijven. Hoe kan men weten van het genot te schrijven, van je gedachtes toevertrouwen aan geduldig papier, een stil beeldscherm dat niet oordeelt, veroordeelt of verveeld raakt door wat je te zeggen hebt? Ik schrijf omdat ik niet kan zeggen wat ik voel of denk of wil.

Al toen ik zeven was schreef ik mijn fantasieën op. Later bleek het heel normaal dat mannen me vroegen hen mijn geilste gedachtes te mailen. Ze eisten dat ik mij bloot zou geven zonder te weten wie of wat ik was. Zonder dat ze daarin geïnteresseerd waren. Zonder zichzelf ook maar enigszins kwetsbaar op te stellen.

Het raakte me want mijn donkerste verlangens deel ik niet. Zeker niet met een willekeurige vreemde die zichzelf het labeltje “dominant” heeft opgeplakt. Mijn diepste diep is voor hem die ik onvoorwaardelijk vertrouw, die mij er niet om zal uitlachen of stenigen. Die het waard is dat deel van mij te ontvangen.

‘Ik ben in mijn huis in Italië en herlees je verhalen. Ze zijn van een intense schoonheid.’

Als de avond valt, de tafel afgeruimd, de afwas gedaan en de kinderen, zo ik die zou hebben, naar bed, herinner ik mij weer hoe het begon. Hoe mijn tekst zijn verlangen ontvlamde wat me zó heeft geraakt, waardoor ik zó ben gaan schrijven, zó heb gevoeld.

Ik weet wat ik moet doen. Ik moet opnieuw de woorden vinden die hem raken in zijn ziel. Ik moet gaan schrijven en de woorden laten komen, de stroom volgen naar het allermooiste verhaal dat zijn muren zal slechten.

Ik zit achter mijn pc, probeer te schrijven maar er gebeurt niets zoals er al dagen, weken niets gebeurt en steeds als ik denk dat ik wel kan schrijven gaat die telefoon. Vanavond ook. Het is een vriendin die zich lijkt te vervelen. Ook tijdens ons gesprek.

Ze belt met mij en leest door een boek op zoek naar een citaat. Ik praat met haar, speel mijn spelletje online en denk dat ik liever zou schrijven. En als ik dan toch niet kan schrijven dan zou ik bij hem willen zijn, in ketens.

De telefoon gaat. Hij is het niet. Hij hangt op de bank of ruimt het speelgoed van zijn kinderen op. Hij chat met die vrouw. Hij telefoneert maar niet met mij. Er gebeurt niets. Vanavond niet.

Waar ben ik bang voor? Wat weerhoudt me ervan iets anders te doen dan rondlopen, een beetje computeren en weer rondlopen? Ik banjer wat door mijn huis, doe een boodschap, loop naar de brievenbus. Telefoontje met zus, telefoontje met zo.

Ik doe van alles behalve schrijven. De dagelijkse dingen houden het tegen. Of zijn het slechts excuses omdat ik anders wellicht weer een laagje wegpeuter van de bescherming die ik voor mezelf, tegen mezelf heb opgeworpen?

‘Schrijversblok’, oordeelt mijn omgeving, ‘waarom neem je niet een paar weken vakantie?’