zondag 18 september 2011

236 schakels - 22.

Hij keek naar haar. Hij keek onophoudelijk. Hij bestudeerde hoe zij de weckflessen naast de bank zette, drie keer op en neer liep tussen de slaapkamer en de badkamer, heen met lege handen, terug met een hoge zwarte rechthoekige afwasteil gevuld met lauw water, daarna nog een keer om het karafje met Woolite te halen – speciaal voor dit soort gelegenheden aangeschaft en altijd vol.

Hij sloeg haar gade terwijl ze de bakken iets beter verdeelde over de tafel, het kannetje schuin boven de eerste bak hield, haar hand door het water draaide, wegliep van de tafel, het overhemd opraapte en in het sopje liet zakken. Door zijn blik was zij zich bewust van elke beweging die ze maakte, van elke golfslag in de afwasteil, van de textuur van de stof van het overhemd, van haar vlek op het witte katoen. Haar vlek. Haar schande.

Hij fotografeerde haar zoals hij had gedaan toen ze mooi in onpasselijkheid de kristallen schaal had gevuld. Geconcentreerd overgeven: niet spatten, geen troep maken. Nu was ze opnieuw aandachtig. Anders. Rustiger. Serener zelfs. Al haar energie ging naar het overhemd. Ze had er even aan geroken voor ze het in het water had gedompeld. Zijn geur had standgehouden ondanks de opdringerige lucht van kots en kwijl en gal.

Eventjes had ze hem, iets van hem weer voor haarzelf gehad, voor haar eigen genot. Hij had haar gefotografeerd met haar neus in de kraag van zijn shirt maar het had haar niet afgeleid. Ze was zich er te bewust van hoe kort het moment, hoe zeldzaam de gelegenheid.

Vroeger, als hij weg moest, maanden weg van haar, op reis, bij zijn kinderen, aan het werk en zij zijn keten moest missen, hem niet mocht zien, dagen in duisternis, stil lijden, diep gevoeld verdriet – heel vaak kon, mocht zij de pijn verlichten door te vluchten in de geur van het laatste overhemd dat hij gedragen had en achtergelaten speciaal voor haar. Ook dat voorrecht had ze niet genoeg naar waarde weten te schatten.

Ze was moe en daardoor traag of door de honger of door de achterliggende bal van nog niet verwerkte emoties. Het besef dat het plaatje niet klopte, drong uiteindelijk tot haar door. Niet doordat hij er iets over zei. Hij zweeg. Hij keek naar haar, naar haar lichaam, haar bewegingen, haar spieren, haar energie. Nooit was zij zo intens bekeken als door hem. Niemand had haar gezien zoals hij.

Ze spande haar billen, maakte haar buik plat, bracht haar borsten omhoog en haar schouders omlaag. Ze zette haar voeten uit elkaar en hief zich op haar tenen. Beter laat dan nooit. De zucht was een zucht van herkenning, van thuiskomen, van settelen in een oud ritueel dat ze eerder, in goede tijden, gevolgd had en dat, nu het moeilijk was, steun bood, ondersteuning ondanks de kracht die het kostte om zo te staan, om zo mooi te wezen tijdens een handwasje. Kracht die ze niet had gedacht te zullen hebben.

Ze volbracht haar taak. De vlek was verdwenen en het shirt uitgespoeld en kletsnat opgehangen in de badkamer. Alle drie de bakken waren geleegd en opgeborgen. Het karafje had ze bijgevuld en weggezet. Hierop keerde ze terug naar de slaapkamer.



Kate