Wat wist zij van Tessa? Veel en weinig. Ze wist precies met wie Mark ging dineren, al had zij zich destijds anders genoemd. Het was de vrouw die Kate had aangeschreven, gecomplimenteerd met haar schrijven, die had gevraagd of ze hem gevonden had ‘die ene’ ¹).
Ja, ze wist wie Tessa was. Kate had haar aan Mark moeten voorstellen en die had mogelijkheden gezien. Wat er daarna was gebeurd was pijnlijk. Zo pijnlijk dat ze nu, nu ze toch echt meer moest weten dan de nieuwe naam van de vrouw die wél met hem mocht dineren, zich er bijna niets meer van kon herinneren.
Ze was er goed in traumatische gebeurtenissen weg te duwen. Deze vrouw, Tessa of hoe ze mocht heten, was slecht. Ze had Kate gebruikt om in het bed van Mark te belanden en Mark had Tessa gebruikt om Kate te pijnigen.
Zij, Kate, had er om moeten smeken. Ze had er om gesmeekt, om de pijn en de vernedering, om gebruikt, misbruikt te worden door een vrouw net als vroeger. En deze vrouw, Tessa, moest ze bloemen geven. Hij wist wat hij vroeg.
En alsof dat nog niet genoeg was zou zij voor het oog van deze vrouw en van Mark op straat moeten bedelen om geld waarmee het restaurant na afloop betaald zou worden. Voor haar ogen zou die vrouw genieten van iets dat zij zo miste. Natuurlijk kwam Kate ook wel in restaurants maar nooit met hem. Na die laatste keer nooit meer met hem.
Het was een van die dingen, die hele normale dingen die niet meer voor haar weggelegd waren. Een slavin at nu eenmaal niet met haar eigenaar in een restaurant. Eigenaar? Gek, sinds ze zijn keten kwijt was geraakt, dacht ze vaker zo over hem. Wat maakte dat haar?
Net op tijd had ze in de gaten dat het strijkijzer al gevaarlijk lang op het voorpand rustte. Oh fuck. Dat kwam ervan als je de dingen niet bewust deed. Hij hamerde er keer op keer op: ‘alles wat je doet Kate, moet je bewust doen, bewust ervaren’. Vanavond wilde ze absoluut niet bewust beleven.
Bedelen. Jezus. Hoe moest je bedelen? Zelf gaf ze nooit iets aan bedelaars. Kocht nooit een daklozenkrant, hoonde straatmuzikanten uit haar buurt en dan had je nog dat blowende, zuipende, spuitende, stinkende Oostblokvolk dat haar verveelde.
Niet aan denken. Maar hoe kon ze? Het had haar haar keten gekost. Die keten moest ze terugkrijgen. Linksom of rechtsom. Als dat betekende dat ze moest bedelen dan zou ze bedelen hoe afschuwelijk het ook was het te moeten doen.
Waar was ze bang voor? Ze had niets te verliezen. Eén schakel, had hij gezegd. Het zou haar één schakel opleveren. Een van de 236 en er was meer dan genoeg tijd. Nee, ze had niets te verliezen. Diep ademhalen, ogen dicht en doen.
Haar hand ophouden, vragen, smeken om een aalmoes. Als slavin was erin getraind, het zou een makkie moeten zijn. Hoe kon ze bedelen? Vreemden om geld vragen? Rondhangen op straat met haar blik op dat flipping restaurant waar Mark en die vrouw… Onwillekeurig ging haar hand naar haar maag.
Zo bang. Adem in, adem uit, adem in – niet aan denken. Gewoon niet aan denken. Die vrouw was niets van hem. Maar hij nam haar wél mee naar een restaurant. Niet aan denken. Gewoon negeren. Niet kijken. Niet observeren. De pijn niet binnen laten komen. Adem in, adem uit.
[.../236 schakels - 4.]