maandag 18 juli 2011

De architectuur van slavernij - 2.

Ik wil me hier niet verantwoorden voor wat ik met Kate doe, of liever gezegd wat ik haar aandoe. Dit is noch de plek, noch het tijdstip dat te doen. Als ik me al moet verantwoorden dan is dat tegenover mijzelf en tegenover Kate. In die volgorde. De verantwoordelijkheid die ik op me heb genomen is enorm. Ik moet eerlijk bekennen dat ik ervoor heb willen vluchten – nee, ik ben ervoor gevlucht.

Bijzonder oneerlijk voor Kate, maar slavernij heeft niets met eerlijkheid te maken. Het zou overigens oneerlijker en gevaarlijker zijn geweest het proces van slavernij verder te hebben verkend en op gang te hebben gebracht voordat mijn overzicht en inzicht volledig waren. Het is nogal wat als iemand in slavernij wil leven. Het betekent nogal wat als zij jou als architect voor dat leven aanwijst.

Als een architect ben ik degene die kaders aanbrengt, die het rauwe verlangen naar slavernij in een voor ons beide renderende vorm giet. Ik leidde ook zonder Kate al een ingewikkeld leven. Haar slavernij zou dat leven weliswaar verrijken maar tegelijkertijd onnoemelijk complexer maken. Ik had afstand nodig, lucht om na te denken, ruimte om nieuwe, vernieuwende structuren te ontdekken.

Op reis, onverwacht voor een opdrachtgever ergens aan de Atlantische Oceaan, toen ik met totaal andere zaken bezig was, op de vlucht voor Kate, op de vlucht voor mijzelf en mijn dominantie, zag ik ineens kristalhelder hoe het zou kunnen. Kate zou in slavernij kunnen leven, maar alleen als dat bestaan gescheiden zou blijven van mijn gezinsleven.

Toen ik eenmaal begreep hoe diep zo’n relatievorm desondanks in onze levens zou ingrijpen, hoe ver het voor Kate zou gaan én voor mij, hoezeer zij ernaar verlangde én ik, ben ik teruggekeerd. Het vereist moed om een staat van zelfgekozen ballingschap op te heffen, om op je schreden terug te keren, te zeggen: “het spijt me” en om vergeving te vragen. Aan moed heeft het mij nooit ontbroken.

Moed en wreedheid gaan hand in hand. Het is onmenselijk iemand te veroordelen tot een leven alleen, met momenten van intense eenzaamheid en verdriet, in ruil voor een vorm van slavernij die nooit voldoende zal zijn, kan zijn. En toch heb ik dat gedaan. Het was de enige mogelijkheid voor Kate om te leven onder mijn gezag en die mocht ik haar niet onthouden. Ik kan hier wel bekennen dat ik een paar keer heb moeten slikken tijdens ons gesprek over de invulling van haar slavernij.

Kate wilde in slavernij leven en het was mijn plicht haar mijn zienswijze voor te leggen in al zijn hardheid. Ik bood haar beperking aan, gebrek, ketens, slaag en liefde. Ze vroeg bedenktijd en die kreeg ze ook. Kwaliteit boven kwantiteit zou extra pijn betekenen. Ze zou nooit weten wanneer ik er zou zijn. Ze accepteerde het lot, haar lot. Ook Kate ontbreekt het niet aan moed. Ze koos voor een leven van pijn en troost, voortdurend hunkerend, verlangend, geil en hongerig. Zij koos voor mij.




Kate