zaterdag 22 juni 2013

Kersttijd - 7. Klap op klap

‘Vertrouw je me, Kate?’

Ik dacht dat er geen woord uit mijn keel zou komen maar helder en hoorbaar legde ik mijn lot en leven in zijn handen. ‘Ja, ik vertrouw je.’

‘Ga naar de tafel. Ik wil je slaan. Buig voorover. Strek je armen op tafel, handpalmen naar beneden, vingers gespreid. Benen uit elkaar.
Hij zwiepte het leer van zijn riem tegen mijn billen.

‘Harder.’
‘Wat zeg je?’

Ik had het echt gezegd en herhaalde mijn vraag of hij alsjeblieft, alstublieft harder wilde slaan. Fysieke pijn om herinneringen te verdrijven, doembeelden te verjagen. Zijn klappen als bitterzoet feest van erkenning en aanvaarding in het hier en nu. Hij opende het buffet en gooide het dicht. Ik hoorde papier scheuren, het knisperen van cellofaan.

‘Mond open.’ Hij stopte een prop in mijn mond. Een kous. Een nieuwe kous in mijn mond en de ander wond hij, bond hij om mijn gezicht. Ik haat het als hij dat doet. ‘Knik als je wilt dat ik je sla.’

Ik knikte. Bang inmiddels. Ik had gevraagd om meer en Mark zou mijn verzoek inwilligen. Ieder verstandig mens had haar mond gehouden na die blik in zijn ogen. Ik rilde.

‘Sta stil. Wees stil.’

Mark sloeg hard. Harder. Hij deed mij pijn maar hielp mij door mij met zijn hand op mijn onderrug te fixeren. Overbodig was het niet.

‘Ik sla je omdat ik bezit niet kus maar ik ga je neuken in je kapotgeslagen reet. Je bent van mij. Onthoud dat. Elke vezel van jou is van mij. Ik kan met je doen wat ik wil. Je wilde slaag? Hier. En hier. En daar. En nog een keer. Zo. Maak je nu klaar om mij te ontvangen.’

Hij veegde met zijn hand mijn kutvocht op, rochelde en vette mij in. Een harde stoot en hij was binnen. Zijn lust schalde door de kamer. Hij zei er niets van toen ik door de kousen heen met hem meekreunde en zuchtte. Het werd een samenzang die minutenlang duurde tot hij zijn crescendo had bereikt en niet lang erna ik het mijne.

‘Dank je wel Kate.’ Hij verwijderde de kousen. ‘Gaat het?’
‘Ja.’
‘Ik vroeg je eerder vanavond in jezelf te geloven en in mij. Doe dat dan ook. Denk niet dat ik niet weet hoe moeilijk de kersttijd voor je is. Er is zo weinig tijd om samen te zijn en nu meer dan ooit zou ik je bij mij willen hebben. Het kan niet. Het is niet anders. Maar ik heb wat bedacht. Iets waarvan ik weet dat het je blij zal maken.’

‘Mijn keten.’
‘Het is niet je keten.



Kate