We waren beiden aangekleed. Het was fijn kleren aan te hebben. Ik was lang genoeg bloot geweest en dat wat nog zou komen – wat het ook was – wilde ik liever niet naakt ondergaan. Gelukkig dacht Mark daar blijkbaar net zo over.
‘Ja.’
‘Ja, ik denk het ook. Op een ding na. Dit is voor jou. Ik heb besloten niet tot Kerst te wachten. Wat je van mij krijgt, nu en straks, krijg je omdat je zo mooi was vandaag en het afgelopen jaar. Zo mooi en moedig en sterk. Je kunt je niet voorstellen wat het voor mij betekent dat ik jou de mijne mag noemen. Dank je wel, lieve Kate.’
Het pakje voelde zwaar en slap. Precies zoals ik het me had voorgesteld toen ik had gefantaseerd over de keten onder de kerstboom maar daar was het te klein voor.
‘Mag ik het openmaken?’
‘Zal ik het doen?’ Hij stak zijn hand uit. ‘Ogen dicht.’ Mark pakte mijn pols en omwond die met iets kouds, hards. ‘Alsjeblieft schat, kijk maar.’
Even dacht ik dat het toch een keten was, dat ik niet langer ketenloos hoefde zijn. Maar nee. Dit was juwelierswerk. Handgemaakt, dat moest wel. Het was een lange armband een aantal keer om mijn pols geslagen, bestaande uit gouden schakels en gesloten met een slot dat ik, anders dan bij mijn keten, zelfstandig kon openen en sluiten.
‘Dit is geen belofte, Kate maar een uiting van hoop op dat wat voor jou van wezenlijk belang is en ook voor mij.’
Hoop. Dunne, ijle, al bijna vervlogen hoop. Ik durfde niet te vragen waar het aantal schakels van deze armband voor stond. Niet vanavond. Nog steeds maakte ik kans om mijn keten hem terug te verdienen, schakel voor schakel. Of niet? Hoe ik er ook tegen vocht, het leek een verloren strijd en ik voorvoelde het resultaat, proefde de pijn nog voor ik geslagen, ontslagen werd. Mark zou mij laten gaan. Dat was duidelijk. Ik was als het oude jaar dat de uren telt die hem nog resten.
Mark veegde mijn tranen weg. ‘Hou moed, Kate. Beloof me hoop te houden, in jezelf te geloven en in mij.’
Ik knikte, snikte, slikte. ‘Oké.’
‘Oké is niet genoeg.’
Kate