zaterdag 16 april 2016

Leven - 9.

Waar ga je heen als wat je het liefst wilde je wordt onthouden. Verboden omdat het niet goed voor je zou zijn. Vinden anderen. Je beste vrienden. Meer dan dat. Zij die zeggenschap hebben over je leven en je slavernij, je dood.

Leven. Ik wilde leven. Ik wilde nooit meer zonder Mark. Ik wilde in hem, om hem, over hem, onder hem maar vooral met hem. Ik wilde hem niet, nooit verliezen. Ik wilde niet dood. Ik wilde slavernij, leven.

Maar hij. Hij. Mijn man. Hij huwde mij op de meest onconventioneel, onromantische, zakelijke wijze. In vijftien minuten om 9 uur 's ochtends. Gratis gemeentetijd voor hen die het niet kunnen of willen betalen. Een gure dinsdagochtend. Eind goed, al goed.

Ha! Nee. Natuurlijk niet. Dit is geen verhaal. Dit is geen sprookje. Geen droom. Geen zoete, kleffe, fictie. Dit is voor het echie. Dit is rauw en hard en waar en alles wat ik wilde en wil en zou kunnen geven maar het ging niet door.

'Ze geven geen toestemming', of woorden van die strekking. Sorry, het is een tijd geleden - mijn geheugen laat me in de steek. Niet door chemo's dit keer. Gewoon door de mist of time - hoe vertaal ik dat nu weer? Tijd. Die alle wonden zou moeten helen. Niet dus.

Hij kwam niet terug uit Edinburgh. Ik mistte hem op het vliegveld. Onverwacht. Totaal niet ingecalculeerd dat ik hem mis zou lopen, hij mij niet zou zien bij de arrivals. Fuck! Hij kwam door een andere uitgang of ik keek even niet in de juiste richting.

Of het lot. Die vreselijke, lachende, kirrende vrouw die samenspant met de wreedste Goden. Vliegen, meer zijn wij niet in hun ogen. En vliegen maak je kapot. Niet dus. Onverwacht. Totaal verbijsterend dat ik er niet aan onderdoor ben gegaan.

Hij kwam niet uit de slurf waar ik stond en hij verscheen ook niet in het hotel dat zijn assistente voor hem geboekt had. Toen ik bij Jane en Clive arriveerde was hij al vertrokken. Met de Noorderzon en onbekende bestemming.

Ik vloog direct - zo snel als mogelijk - terug naar Amsterdam maar daar was hij niet. Johan wist niet waar hij was. Zijn assistente die ik voor de tweede keer sinds mijn huwelijk sprak, zei niet te weten waar hij was. Fuck her. Italiƫ? Zij wist het niet.

Ik ging naar huis. Mijn huis. Het was de tijd van de pioenrozen. Ik vond er geen. Hij stuurde ze ook niet. Belde niet. Geen letter. Geen kus. Niets. Ik ben zijn vrouw en hij verliet mij omdat ik niet zijn slavin mocht zijn. Weet ik veel waarom hij verdween. Taal noch teken - en ik was, ben zijn vrouw. Geen slavin.

Wat doe je wanneer je man je verlaten heeft. Als je bestemming je ontnomen is. Als je beter bent maar geen reden meer hebt te leven? Dan adem je in en uit en je blijft leven. Dat ten eerste. Dan leef je verder ondanks de pijn en het verdriet.

Zonder hoop want dit einde was definitief, zo abrupt, zo clean. Ik leefde en was alleen. Meer alleen dan tijdens mijn ziekte. Meer alleen dan tijdens mijn slavernij. Meer alleen dan in gevangenschap. Alleen. Beter. Ik bleef leven. Ik moest wel want ik ging niet dood.

Op mijzelf teruggeworpen vond ik wie ik ben. Het gaat goed met mij. Ik heb een huis gekocht. Onverwacht. Absoluut een Godsgeschenk. Ik ontving een substantiƫle erfenis van een ver, onbekend familielid. De realiteit is wederom vreemder dan fictie.

Ik kocht een huis op het platteland in de kern van een schattig dorp met fijne buren, een heerlijke energie. Een huis met een hele grote tuin waar ik alles in kwijt kan. Ik ben er 'de schrijfster'. Zo noemen zij mij. Ik heb nog geen letter geschreven. Maar ik leef.

Elke dag raap ik vers gelegde eitjes. Ik maak jams, bak taarten. Ik drink koffie met de buren. Ik zaai en ik plant en ik oogst. Ik oogst wat ik gezaaid heb. Zijn credo. Ik leef in liefde. Ik hou van mijn huis, mijn tuin, mijn man. Ik denk dat hij mij ooit zal opzoeken. Ik weet het zeker.

Als de pijn voorbij is. Als het gemis te groot wordt. Als de herinneringen niet meer in de weg staan van de toekomst die zij kleuren maar nooit, nimmer mogen verbleken dan zal hij mij zoeken. En vinden. Hij zal welkom zijn in mijn huis en hart en leven.

Ik ben van hem. Ik hou van hem. Ik denk aan hem - soms. Ondertussen heb ik mijn leven op de rit. Het gaat goed met mij. Ik voel me beter dan in lang. Ik wacht niet op Mark. Ik heb hem mijn nieuwe adres gestuurd, ingesproken, achtergelaten. Hij is welkom.

Hij is welkom in mijn nieuwe leven.






 


Kate
16 april 2016