‘Waarom ben je gekomen?’
Nu ik het enige mij ter beschikking staande middel om hem te beroeren, mijn schrijven, door een writer’s block verloren heb, kan ik niet anders dan hem proberen te raken op een andere manier. Hij fotografeert, heeft oog voor compositie: lijnen, diepte, kleur. Ik ben gekomen om hem als object te behagen, als levend beeld te amuseren opdat hij wellicht mijn slavernij zal effectueren.
Ik buig mijn hoofd dieper, mijn polsen gekruist op mijn rug, een rode dokterstas rechts van mij, een tweede links. Beeld van: hier ben ik, dit is wie ik ben, doe met mij wat je wilt. Grind. Dat is wat ik niet geoefend heb. Tranen. Watje! Hij staat voor mij maar ik zie hem niet. Ik hou mijn ogen gesloten. Mijn dagen in duisternis zijn niet voorbij vóór hij dat heeft verordend.
Hij loopt om mij heen. Staat achter me nu. Zegt niets. Doet niets. Plotseling vraag ik me af of deze actie wel zo verstandig was. Had ik niet gezworen op het universum te vertrouwen en te accepteren de situatie zoals die is? Berouw komt na de zonde. Sla mij. Keten mij. Maar nee. Hij voltooit slechts zijn cirkel. Hij staat voor mij en zwijgt.
Het grind boort zich dieper in mijn huid. Waarom denk ik nu aan een doornenkroon? Is het daarom dat ik mijn handen naar voren breng en tegen elkaar plaats vóór mijn borsten, de ellebogen naar buiten gericht, mijn onderarmen evenwijdig aan mijn schouders, mijn middelvingers naar de hemel wijzend, het hoofd devoot gebogen? Lijnen, diepte, kleur.