donderdag 14 juli 2011

De architectuur van slavernij - 1.

Kate, zo noem ik haar al bijna vanaf het moment dat ik haar ontmoette. Kate, een korte naam die goed bekt, en daarbij Engels. Zij heeft voetstappen in het Verenigd Koninkrijk liggen en so have I. We ontmoetten elkaar regelmatig in Engeland. Ik woonde er destijds. Zij later ook, maar niet bij mij.

Ze heeft nog nooit bij mij gewoond. Dat wil ik niet. Ik heb kinderen die deels bij mij zijn, vaak drie, vier dagen per week, ook in de weekenden. Wat ik met Kate heb, gaat hen niets aan. Ze kennen haar, zij kent hen maar verder gaat het niet. Wat ik met Kate heb, is te intiem en ik wil mijn kinderen niet beknotten in hun vrijheid.

Mijn vier kids zijn mijn alles. Ze moeten op elk uur van de dag, elke dag in- en uit kunnen lopen zonder dat te hoeven vragen of aan te kondigen. Zij moeten vriendjes en vriendinnetjes mee kunnen nemen. Hier moet gespeeld kunnen worden met alle troep en chaos die dat geeft in huis. Dit is geen huis voor Kate.

Kate heeft geen kids, weet niets van kids en wil eigenlijk het liefste niets met kinderen te maken hebben. Natuurlijk is ze lief voor mijn kinderen. Natuurlijk vraagt ze altijd als eerste naar hen, maar ze is geen moeder en zal dat nooit wezen, wil dat ook niet. Ik ben eerst en vooral vader en de kids gaan vóór het meisje. Ik ben daar strikt in.

Kate mag dus niet bij mij wonen. Dat is niet gemakkelijk voor haar. 'Ik wil oud met je worden', zei ze laatst, 'dat weet je toch, hè M.?' Ja, dat weet ik. Zij is nog nooit getrouwd geweest. Ik wel. Mijn ex woont om de hoek. We doen boodschappen in dezelfde winkels. We bezoeken samen ouderavonden. Wij nemen het co-ouderschap zeer serieus. Soms is het net alsof ik nog getrouwd ben. Met Kate wil ik het anders.

Kate is een uitzonderlijke vrouw. Wat ik voor haar voel, wat ik met haar heb - energie, stroom, spanning, zij noemt het vonken - heb ik nog nooit in deze mate met iemand anders meegemaakt. Altijd als ik aan haar denk, zo gauw ik haar stem hoor of wanneer ik haar zie, verlang ik ernaar haar te domineren, hard en genadeloos.

Soms ben ik bang voor wat ik met haar wil doen. Het overweldigt me te voelen hoe ik haar met iedere vezel in mijn lichaam wil pijnigen. Ik wil haar horen smeken. Ik wil haar tranen zien. Ik wil haar horen kermen, jammeren, kreunen, snikken. Geen dag gaat voorbij zonder gedachtes aan Kate, vernederd, stripped, in pijn, met haar armen boven haar hoofd.

Dansen? Ze mocht het willen! Als ze al danst dan is dat op haar tenen aan een te korte keten, kronkelend onder het geweld van mijn slagen. Dansen tot ze niet meer kan en dan nog een stukje verder om vervolgens géén troost te ontvangen, géén koestering, géén liefde maar een koude vloer en wellicht, als ik me barmhartig toon, een sloot water vóór ik haar neuk, verkracht, misbruik en opnieuw sla.

Zo droom ik over Kate. Ik droom over Kate die troost bij mij zoekt, die mij liefheeft en door mij geslagen wordt. Kate die de hand die haar slaat kust en smeekt om meer. Smeken zul je! Kate die in mijn armen slaapt aan een keten, lepeltje lepeltje. Haar billen, haar lekkere stevige billen, haar tieten, haar vlees tegen mijn lijf. Lieve lieve lieve Kate. En ik wil haar pijn doen!



Kate